ECLI:NL:RBDHA:2022:2137
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake tegemoetkoming kosten kinderopvang na afwijzing aanvraag
Op 3 maart 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een voorlopige voorziening. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De aanvraag was afgewezen op 25 november 2021, omdat verzoekster niet meer tot de doelgroep zou behoren. Verzoekster, die lijdt aan MS en een hoogbegaafde zoon heeft, betwistte deze afwijzing en verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter overwoog dat het besluit van 25 november 2021 aan een motiveringsgebrek lijdt, omdat niet duidelijk was op basis van welke overwegingen verweerder had geconcludeerd dat verzoekster niet langer tot de doelgroep behoorde. Aangezien verzoekster al sinds 1 september 2019 in aanmerking kwam voor de tegemoetkoming, was het niet begrijpelijk waarom dit nu niet meer het geval zou zijn. De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van verzoekster bij het verkrijgen van de tegemoetkoming zwaarder weegt dan het belang van verweerder bij handhaving van het afwijzende besluit.
Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek toegewezen en bepaald dat de tegemoetkoming in de kosten van de kinderopvang wordt verlengd vanaf 1 januari 2022 tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens werd verweerder opgedragen het betaalde griffierecht van € 48,- en de proceskosten van verzoekster, tot een bedrag van € 759,-, te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.