ECLI:NL:RBDHA:2022:2119

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 maart 2022
Publicatiedatum
14 maart 2022
Zaaknummer
SGR 20/4852
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering ontheffing arbeidsverplichtingen Participatiewet na medisch advies

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een bijstandsontvanger, en het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer. Eiser verzocht om ontheffing van de arbeidsverplichtingen zoals vastgelegd in artikel 9 van de Participatiewet, maar dit verzoek werd door verweerder afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van een besluit van 10 maart 2020, waarin verweerder de ontheffing weigerde, en een bestreden besluit van 10 juni 2020, waarin het bezwaar van eiser ongegrond werd verklaard.

Eiser ontving een bijstandsuitkering en had verschillende lichamelijke klachten. In het verleden was hem tijdelijk een volledige ontheffing verleend, maar na een nieuwe aanvraag om bijstand heeft verweerder een medisch, psychologisch en arbeidsdeskundig advies aangevraagd. Dit advies concludeerde dat eiser beperkt belastbaar was, maar dat zijn situatie in de toekomst zou kunnen verbeteren. De rechtbank overwoog dat de besluiten van verweerder zorgvuldig waren genomen en dat het advies van Salude, dat aan de besluitvorming ten grondslag lag, aan de eisen van zorgvuldigheid voldeed.

De rechtbank oordeelde dat eiser niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was, zoals vereist om in aanmerking te komen voor ontheffing van de arbeidsverplichtingen. Eiser kon deelnemen aan een re-integratietraject, wat een andere set van eisen met zich meebracht. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 20/4852

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 maart 2022 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. J. Berkouwer),
en

het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer, verweerder

(gemachtigde: A. Tibben).

Procesverloop

In het besluit van 10 maart 2020 (primair besluit) heeft verweerder geweigerd eiser te ontheffen van de arbeidsverplichtingen van artikel 9, eerste lid, van de Participatiewet.
In het besluit van 10 juni 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Nadat de rechtbank partijen heeft gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, heeft eiser verklaard daar geen gebruik van te maken, mits hij in de gelegenheid wordt gesteld voor een nadere reactie.
Nadat eiser heeft gereageerd, heeft geen van beide partijen binnen de gestelde termijn te kennen gegeven dat zij hun eerder gegeven toestemming om het beroep schriftelijk te behandelen niet langer handhaven. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser heeft bij de rechtbank vier beroepen ingesteld die betrekking hebben op de bijstandsuitkering die hij van verweerder ontvangt. Deze beroepen hebben de zaaknummers SGR 20/4852, SGR 20/5056, SGR 21/297 en SGR 21/4201. De rechtbank doet vandaag uitspraak in al deze zaken. Deze uitspraak heeft betrekking op het beroep met zaaknummer SGR 20/4852.
2.1.
Eiser ontvangt een bijstandsuitkering. Daarnaast heeft hij verschillende lichamelijke klachten. Als gevolg daarvan is hem in het verleden tijdelijk een volledige ontheffing van de arbeidsverplichting verleend. Naar aanleiding van een nieuwe aanvraag om bijstand, nadat deze in oktober 2019 was ingetrokken, heeft verweerder een medisch, psychologisch en arbeidsdeskundig advies aangevraagd om duidelijkheid te verkrijgen over de mate van arbeidsgeschiktheid van eiser. Op 17 februari 2020 heeft Salude een samengesteld medisch, psychologisch en arbeidsdeskundig advies uitgebracht.
2.2.
De medisch adviseur concludeert dat eiser beperkt belastbaar is, maar ook dat het de verwachting is dat deze beperkingen in de toekomst zullen afnemen. Indien daar rekening mee kan worden gehouden, is eiser belastbaar voor werk en/of re-integratie. In passend werk geldt geen urenbeperking, maar in de aanvang is opbouw aan de orde.
2.3.
De psycholoog concludeert dat eiser weinig tot geen psychische problemen heeft. Wel is er sprake van een verminderde psychische conditie. Voor verhoging van het functioneren en het welbevinden adviseert de psycholoog dat eiser start met structureel bewegen en vrijwilligerswerk ter verbetering van de mentale conditie.
2.4.
De arbeidsdeskundige concludeert dat eiser vooralsnog niet in staat is loonvormende arbeid te verrichten. Wel wordt eiser in staat geacht een re-integratietraject in de vorm van vrijwilligerswerk te volgen ter verbetering van zijn positie op de participatieladder. Hiermee kan geleidelijk worden gewerkt aan doorstroom naar deelname aan het arbeidsproces.
3. Onder verwijzing naar het advies van Saldude heeft verweerder het primaire besluit genomen. In het bestreden besluit heeft verweerder dit gehandhaafd. Verweerder overweegt daartoe dat indien iemand nog geen arbeid kan verrichten of aanvaarden, de re-integratieplicht geldt. Het advies dat verweerder heeft gevraagd is zorgvuldig en deugdelijk tot stand gekomen. Uit dit advies volgt dat eiser momenteel nog niet in staat wordt geacht loonvormende arbeid te verrichten, wel tot het volgen van een re-integratietraject ter verbetering van eisers positie op de arbeidsmarkt. Op basis van geleidelijkheid kan worden gewerkt naar deelname aan het arbeidsproces. De arbeidsverplichtingen zijn dan ook terecht onverkort van toepassing verklaard.
4. Eiser voert – zakelijk weergegeven en onder verwijzing naar een overzicht van zijn medisch verleden – aan dat hij in 2015, 2016 en 2017 arbeidsongeschikt is verklaard en zijn situatie sindsdien niet is gewijzigd. Het is tegenstrijdig dat eiser niet in staat wordt geacht om loonvormende arbeid te verrichten, maar wel om een re-integratietraject te volgen. De conclusies van de adviserend arts, psycholoog en arbeidsdeskundige zijn niet onderbouwd met feiten en zijn onsamenhangend. Eiser heeft al lange tijd klachten en deze zijn niet veranderd. De arts heeft eisers beperkingen onderschat.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
5.1.
Op grond van artikel 9, eerste lid, van de Pw is de belanghebbende van 18 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, vanaf de dag van melding als bedoeld in artikel 44, tweede lid, verplicht:
a. naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, te verkrijgen, deze te aanvaarden en te behouden, waaronder begrepen registratie als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, indien hem daartoe het recht toekomt op grond van artikel 30b, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
b. gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling, alsmede mee te werken aan een onderzoek naar zijn mogelijkheden tot arbeidsinschakeling en, indien van toepassing, mee te werken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 44a;
c. naar vermogen door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verrichten die worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt.
Op grond van artikel 9, vijfde lid, van de Pw, zijn de verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b en c, niet van toepassing op de belanghebbende die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 4 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
5.2.
Verweerder mocht zich bij de besluitvorming op het samengestelde advies van Salude baseren. Het advies voldoet aan de daaraan te stellen eisen van zorgvuldigheid. Het advies is concludent en niet is gebleken dat dit onjuiste feiten bevat. De adviserend geneeskundige, psycholoog en arbeidsdeskundige hebben voldoende toegelicht hoe zij tot hun conclusies zijn gekomen en zijn daarbij ingegaan op de door eiser ondervonden klachten. De door eiser in geding gebrachte medische informatie doet niet twijfelen aan het advies. Deze informatie is uit 2016 en 2017 en was de arts reeds bekend vanuit eerdere beoordelingen. Voorts is in deze informatie niets gesteld over eisers (on)mogelijkheden tot participatie ten tijde hier in geding. Van tegenstrijdige adviezen omdat eiser niet in staat wordt geacht loonvormende arbeid te verrichten, maar wel tot het volgen van een re-integratietraject, is voorts geen sprake. Een re-integratietraject heeft immers tot doel om een betrokkene te begeleiden richting loonvormende arbeid. In dat kader worden andere eisen aan een betrokkene gesteld. Eisers betoog dat verweerder het advies van Salude niet bij de besluitvorming mocht betrekken, slaagt daarom niet.
5.3.
Gelet op het advies van Salude heeft verweerder terecht besloten om eiser geen ontheffing van de arbeidsverplichtingen te verlenen. Uit het advies volgt immers niet dat eiser volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, zoals bedoeld in artikel 9, vijfde lid, van de Pw. In de omstandigheid dat eiser nog niet in staat wordt geacht om loonvormende arbeid te verrichten, is evenmin een grond gelegen om eiser (gedeeltelijk) te ontheffen van de arbeidsverplichtingen. Eiser kan namelijk wel deelnemen aan een re-integratietraject. [1] Dat de medische situatie van eiser voor verweerder in het verleden aanleiding is geweest om hem wel een (volledige) ontheffing te verlenen, leidt niet tot een ander oordeel. De rechtbank wijst er daarbij op dat in de aan die ontheffingen ten grondslag liggende adviezen uit 2015 en 2016 wordt geconcludeerd dat eiser slechts tijdelijk volledig arbeidsongeschikt is en deze adviezen een beperkte geldigheidsduur hebben. In het aan de ontheffing van 2017 ten grondslag liggende advies wordt vervolgens geconcludeerd dat eiser beperkt belastbaar is. Uit deze adviezen volgt aldus niet dat eiser volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
5.4.
Van machtsmisbruik, dan wel vooringenomen handelen door verweerder is de rechtbank tot slot niet gebleken.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M.M. Kettenis-de Bruin, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.De rechtbank verwijst hierbij naar de memorie van toelichting bij de Wet Werk en Bijstand, Kamerstukken II 2002/2003, 28 870, nr. 3, p. 41.