ECLI:NL:RBDHA:2022:2109

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 maart 2022
Publicatiedatum
14 maart 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 3038
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van militair invaliditeitspensioen na afwijzing van het verzoek en herbeoordeling van de mate van invaliditeit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een militair, en de staatssecretaris van Defensie over de toekenning van een militair invaliditeitspensioen (mip). Eiser had eerder een verzoek ingediend voor een mip, dat op 27 september 2017 door de staatssecretaris was afgewezen. Na een ongegrond verklaard bezwaar op 4 juli 2018, werd het beroep op 13 februari 2020 gegrond verklaard, wat leidde tot de vernietiging van het eerdere besluit. In een nieuw besluit van 12 maart 2021 werd eiser een mip toegekend met een mate van invaliditeit van 18,33%, met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2015.

Eiser ging echter in beroep tegen dit nieuwe besluit, waarna de staatssecretaris in een verweerschrift op 29 november 2021 een herbeoordeling van de mate van invaliditeit voorstelde, waarbij deze werd vastgesteld op 29,17%, afgerond 30%. Tijdens de zitting op 1 december 2021 werd het onderzoek geschorst om de staatssecretaris de gelegenheid te geven om advies in te winnen van een verzekeringsarts over de medische eindtoestand van eiser. Na het indienen van dit advies op 26 januari 2022, bleef de staatssecretaris bij zijn standpunt dat de mate van invaliditeit op de peildatum 15 januari 2016 30% bedroeg.

De rechtbank oordeelde dat het beroep gegrond was, omdat de staatssecretaris een nieuw standpunt had ingenomen over de mate van invaliditeit. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit voor zover het de mate van invaliditeit betrof en stelde vast dat eiser recht had op een mip naar een mate van invaliditeit van 30% per 15 januari 2015. Tevens werd bepaald dat vanaf 30 november 2021 sprake was van een medische eindtoestand. De rechtbank droeg de staatssecretaris op om het griffierecht van € 49,- aan eiser te vergoeden en veroordeelde hem in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.550,60.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/3038

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 maart 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. W.J.A Vis),
en

de staatssecretaris van Defensie, verweerder

(gemachtigde: H.A.L. Knoben).

Procesverloop

Bij besluit van 27 september 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om een militair invaliditeitspensioen (mip) afgewezen.
Bij besluit van 4 juli 2018 is het bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 februari 2020 (SGR 18/5493) is het beroep gegrond verklaard en het besluit van 4 juli 2018 vernietigd.
Bij besluit van 12 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder opnieuw op het bezwaar van eiser beslist. Het bezwaar is gegrond verklaard en eiser is met ingang van 1 januari 2015 een mip toegekend naar een mate van invaliditeit van 18,33%.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 29 november 2021 heeft verweerder meegedeeld dat naar aanleiding van het aanvullend beroepschrift de verzekeringsarts heeft geadviseerd de mate van invaliditeit vast te stellen op 29,17%, afgerond 30%.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 december 2021.
Eiser is verschenen, vergezeld van zijn zoon en bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen het advies in te winnen van de verzekeringsarts over de nadere standpunten van eiser over de score op de subrubriek ‘seksuele functie’ en over de medische eindtoestand.
Bij brief van 26 januari 2022 heeft verweerder het nadere commentaar van de verzekeringsarts overgelegd. Verweerder blijft bij zijn standpunt dat de mate van invaliditeit op de peildatum 15 januari 2016 afgerond 30% bedraagt. Op basis van het nadere commentaar van de verzekeringsarts is vanaf 30 november 2021 sprake van een eindtoestand.
Eiser heeft bij brief van 21 februari 2022 gereageerd.
Geen van de partijen heeft binnen de door de rechtbank gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht nader ter zitting te worden gehoord. De rechtbank heeft daarop het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gesloten.

Overwegingen

1. Bij het bestreden besluit heeft verweerder alsnog dienstverband aanvaard voor de bij eiser ontstane posttraumatische stressstoornis (PTSS) als gevolg van zijn uitzending naar Libanon. Bij dit besluit is de mate van invaliditeit per peildatum 15 januari 2016 vastgesteld op 18,33%.
2. Nu verweerder een nader standpunt heeft ingenomen over de mate van invaliditeit, is het beroep gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd voor zover het betreft de vastgestelde mate van invaliditeit. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien, nu eiser heeft ingestemd met het standpunt van verweerder dat de mate van invaliditeit per peildatum 15 januari 2016 afgerond 30% bedraagt. Evenmin is in geschil dat de ingangsdatum van het mip is 15 januari 2015 (één jaar voor de peildatum [1] ).
3. Voor de duidelijkheid merkt de rechtbank op dat namens verweerder ter zitting is bevestigd dat het (primaire) besluit van 11 februari 2021 per vergissing door verweerder is genomen en is komen te vervallen. Tevens zal de rechtbank, nu partijen het daarover eens zijn en om onduidelijkheid te voorkomen, bepalen dat vanaf 30 november 2021 sprake is van een eindtoestand.
4. Verweerder moet aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
5. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1) en € 32,60 aan reiskosten.

Beslissing

De rechtbank :
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij is bepaald dat eiser per 15 januari 2015 recht heeft op een mip naar een mate van invaliditeit van 18,33%;
  • bepaalt dat eiser per 15 januari 2015 recht heeft op een mip naar een mate van invaliditeit van 29,17%, afgerond 30%; bepaalt dat vanaf 30 november 2021 sprake is van een medische eindtoestand;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.550,60.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Leijten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 15, derde lid, van het Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen