ECLI:NL:RBDHA:2022:2104
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak
Op 8 maart 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster, een Marokkaanse, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Verzoekster had een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument op basis van artikel 9 van de Vreemdelingenwet (Vw), maar deze aanvraag werd op 20 juli 2020 door de Staatssecretaris afgewezen. Het bezwaar dat verzoekster tegen deze afwijzing had ingediend, werd op 11 november 2020 ongegrond verklaard. Hierop heeft verzoekster beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechter heeft vastgesteld dat er geen lopende bezwaar- of beroepsprocedure meer was, waardoor het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk werd verklaard. De voorzieningenrechter heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open. De zaak valt onder het bestuursrecht en het vreemdelingenrecht, met als zaaknummer AWB 20/9137.