ECLI:NL:RBDHA:2022:2096

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 maart 2022
Publicatiedatum
14 maart 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 8162
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking briefadres en aanvraag buiten behandelingstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem. De eiser had beroep ingesteld tegen de intrekking van zijn briefadres en de beslissing om zijn aanvraag voor een nieuw briefadres niet in behandeling te nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de intrekking van het briefadres per 15 februari 2020 onterecht was, omdat de eiser niet meer aan de voorwaarden voldeed voor het behouden van het briefadres, namelijk de verplichting tot begeleiding door een hulpverleningsorganisatie. De rechtbank oordeelde dat de intrekking van het briefadres niet op basis van de wet BRP kon worden gehandhaafd, aangezien er geen wettelijke basis was voor de eis van begeleiding. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit, waarbij de intrekking van het briefadres werd gehandhaafd. Tevens herstelde de rechtbank het primaire besluit, waardoor het briefadres van de eiser weer geldig werd. De rechtbank oordeelde dat de eiser procesbelang had, omdat hij schade had geleden door de intrekking van het briefadres, waaronder het niet ontvangen van post en financiële schade door het ontbreken van een uitkering op basis van de Participatiewet. De rechtbank droeg de verweerder op om het griffierecht te vergoeden en veroordeelde de verweerder in de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 1.518,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 29 maart 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/8162

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 maart 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A.P.M.A. Laeyendecker),
en

het college van burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem , verweerder

(gemachtigde: K. Moenis).

Procesverloop

Bij besluit van 10 januari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder het briefadres van eiser, [briefadres 1] [huisnummer 1] te [plaats 1] (adres 1), met ingang van 15 februari 2020 ingetrokken en de aanvraag tot toekenning van een briefadres op het adres [briefadres 2] [huisnummer 2] te [plaats 2] (adres 2) niet in behandeling genomen.
Bij besluit van 12 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 9 maart 2022. Eiser was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Deze zaak gaat over de vraag of verweerder het briefadres 1 mocht intrekken en de aanvraag om briefadres 2 buiten behandeling mocht stellen.
Wat is er gebeurd?
2.1.
Verweerder heeft het briefadres 1 ingetrokken, omdat eiser niet meer voldoet aan de voorwaarden op grond waarvan eiser briefadres 1 mag houden. Een voorwaarde voor een briefadres wegens dakloosheid op adres 1 is dat eiser meewerkt aan begeleiding door een hulpverleningsorganisatie [1] . Er heeft begeleiding door De Binnenvest plaatsgevonden maar eiser heeft deze begeleiding op 25 september 2019 beëindigd.
Verweerder heeft de aanvraag van eiser om toekenning van een briefadres op adres 2 (het adres van zijn moeder) niet in behandeling genomen omdat eiser de onvolledige aanvraag niet heeft aangevuld, nadat verweerder daarom bij brief had verzocht.
2.2.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit in stand gelaten.
2.3.
Inmiddels staat eiser vanaf 6 augustus 2020 ingeschreven op het adres 2 (niet als briefadres, maar als woonadres).
Wat vindt eiser?
3. Eiser stelt dat verweerder briefadres 1 ten onrechte heeft ingetrokken. Verder vindt hij dat verweerder onderzoek had moeten doen naar zijn verblijfssituatie en eiser ambtshalve had moeten inschrijven op adres 2.
Wat vindt verweerder?
4. Verweerder stelt dat eiser geen procesbelang heeft, omdat hij niet heeft aangetoond dat hij financieel nadeel heeft geleden door de intrekking van het briefadres.
Verder stelt verweerder dat briefadres 1 terecht is ingetrokken, omdat eiser niet meer voldoet aan een van de vereisten van de beleidsregels voor het hebben van een briefadres, namelijk een begeleidingsplan of verklaring van een medewerker van een door de gemeente erkende hulpverlenende organisatie dat deze wordt opgesteld.
Verder heeft verweerder de aanvraag om toekenning van een briefadres op adres 2 terecht buiten behandeling gelaten omdat eiser, nadat daarom was verzocht, niet zijn verblijfplaatsen heeft genoemd.
Wat zijn de regels?
5. De toepasselijke regelgeving staat in de bijlage bij deze uitspraak, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Is er procesbelang?
6.1.
Het briefadres 1 is per 15 februari 2020 ingetrokken. Eiser had dus van 15 februari 2020 tot 6 augustus 2020 geen briefadres.
Eiser heeft gesteld dat hij daardoor geen uitkering op grond van de Participatiewet kreeg en dat hij andere financiële schade heeft geleden doordat hij geen post ontving, zoals bekeuringen. Daarmee heeft eiser tot op zekere hoogte aannemelijk gemaakt dat hij door de intrekking van het briefadres schade heeft geleden. Daarmee heeft het eiser zijn procesbelang aangetoond.
Mocht verweerder de inschrijving op het briefadres 1 intrekken?
6.2.
Anders dan in het verweerschrift staat, is de intrekking van het briefadres in het bestreden besluit niet gebaseerd op het verlopen van de termijn voor een toegekend briefadres, maar op het feit dat het hulpverleningstraject eind september 2019 is beëindigd, omdat eiser daarin geen vertrouwen meer had. De Wet basisregistratie personen (Wet BRP) voorziet ook niet in de mogelijkheid van verval van een briefadres na een bepaalde termijn.
Uit rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [2] volgt dat aan de inschrijving op een briefadres niet de voorwaarde mag worden gesteld dat een dak- of thuisloze ertoe wordt verplicht zich bij een hulpverleningsorganisatie onder begeleiding moet stellen om weer over een woonadres te gaan beschikken. De formulering in artikel 2.23, eerste lid, van de Wet BRP biedt geen ruimte voor het opnemen van een dergelijke verplichting.
6.3.
Verweerder kwam niet de bevoegdheid toe de toekenning van het briefadres 1 in te trekken. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking voor zover daarbij de intrekking van briefadres 1 is gehandhaafd. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien door het primaire besluit te herroepen voor zover daarbij het briefadres 1 is ingetrokken.
6.4.
Gelet daarop hoeft de buiten behandeling stelling van de aanvraag om toekenning van briefadres 2 geen verdere bespreking, nu eisers briefadres 1 niet is vervallen.
6.5.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
6.6.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij de intrekking van de inschrijving van eiser op het briefadres 1 per 15 februari 2020 is gehandhaafd;
  • herroept het primaire besluit voor zover daarbij de inschrijving van eiser op het briefadres 1 per 15 februari 2020 is ingetrokken en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Leijten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Bijlage
Wet basisregistratie personen
Artikel 1.1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
[..]
o. het woonadres:
1º het adres waar betrokkene woont, waaronder begrepen het adres van een woning die zich in een voertuig of vaartuig bevindt, indien het voertuig of vaartuig een vaste stand- of ligplaats heeft, of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
2º het adres waar, bij het ontbreken van een adres als bedoeld onder 1, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derde van de tijd zal overnachten;
p. het briefadres: het adres waar voor betrokkene bestemde geschriften in ontvangst worden genomen;
[…].
Artikel 2.23 (ten tijde van het bestreden besluit)
1. Indien het woonadres ontbreekt dan wel artikel 2.40 of artikel 2.41 van toepassing is, wordt op aangifte een briefadres opgenomen.
2. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd ambtshalve een briefadres op te nemen indien het woonadres ontbreekt en geen aangifte wordt gedaan van een briefadres. Het college neemt ambtshalve geen briefadres op dan met instemming van de briefadresgever."
Artikel 2.38
1. Degene die naar redelijke verwachting gedurende een half jaar ten minste twee derde van de tijd in Nederland verblijf zal houden, meldt zich uiterlijk op de vijfde dag na de aanvang van zijn verblijf in persoon bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar hij zijn woonadres heeft om daarbij schriftelijk aangifte van verblijf en adres te doen. Indien hij geen woonadres heeft, kiest hij een briefadres en meldt hij zich binnen de gestelde termijn bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar hij zijn briefadres heeft om de bedoelde aangifte te doen.
2. t/m 6 […].
Artikel 2.39
1. De ingezetene die zijn adres wijzigt doet hiervan schriftelijk aangifte bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar hij zijn nieuwe adres heeft.
2. Hij doet niet eerder aangifte dan vier weken vóór de beoogde datum van adreswijziging en niet later dan de vijfde dag na de adreswijziging. Hij doet in de aangifte mededeling van de datum van adreswijziging en van de gegevens over het nieuwe en het vorige adres.
3. Indien een ingezetene geen woonadres heeft, kiest hij een briefadres. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing.
Beleidsregels voor briefadressen gemeente Kaag en Braassem december 2016(vervallen per 6 november 2021)
Artikel 2 Redenen briefadres
Redenen voor de aangifte van een briefadres kunnen zijn:
1. het ontbreken van een woonadres vanwege:
a. dak- of thuisloosheid
b. korte overbrugging tussen twee woonadressen (maximaal drie maanden);
c. het wonen in een voertuig zonder vaste stand- of ligplaats;
d. de uitoefening van een ‘ambulant beroep’ in Nederland;
e. korter dan twee jaar verblijf in het buitenland en beroepshalve varend op een schip dat de thuishaven in Nederland heeft;
f. kort verblijf in het buitenland: maximaal acht maanden gedurende een periode van een jaar.
Artikel 5 Bepalingen dak- of thuisloosheid
1. Om een briefadres toegekend te kunnen krijgen op grond van artikel 2, eerste lid, sub a, moet de briefadresaanvrager zijn of haar laatste woonadres in de gemeente Kaag en Braassem hebben genoten.
2. Om een briefadres toegekend te kunnen krijgen op grond van artikel 2, eerste lid, sub a, dient de briefadresaanvrager een begeleidingsplan aan te vragen inzake de dak- of thuisloosheid bij een erkende hulpverlenende organisatie.
3. Wanneer een briefadres gehouden wordt op grond van artikel 2, eerste lid, sub a, dient de brief-adreshouder te voldoen aan de voorwaarden zoals gesteld binnen het betreffende begeleidingsplan.
4. Een briefadres dat wordt toegekend op grond van artikel 2, eerste lid, sub a, wordt gehouden op het (post)adres van de gemeente Kaag en Braassem .

Voetnoten

1.Artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, juncto artikel 5, derde lid van de Beleidsregels voor briefadressen gemeente Kaag en Braassem geldig van december 2016.)
2.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van Raad van State van 17 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:558