ECLI:NL:RBDHA:2022:208

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 januari 2022
Publicatiedatum
18 januari 2022
Zaaknummer
NL21.16286
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 januari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, die een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd wilde aanvragen als familie- of gezinslid, had bezwaar gemaakt tegen de weigering van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om haar deze vergunning te verlenen. Het bezwaar was door de staatssecretaris kennelijk ongegrond verklaard, waarna verzoekster beroep heeft ingesteld en tevens verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft de zaak buiten zitting behandeld op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. In een eerdere uitspraak op dezelfde dag in een andere zaak (NL21.16284) heeft de rechtbank het beroep van verzoekster ongegrond verklaard. Gezien deze uitspraak heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening als kennelijk ongegrond afgewezen.

De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, in aanwezigheid van griffier mr. A.S. Hamans, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL21.16286

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam], verzoekster

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A.A. Agayev),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Sweerts).

Procesverloop

Bij besluit van 24 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster tegen de weigering om haar een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het verblijfsdoel ‘verblijf als familie- of gezinslid’ te verlenen kennelijk ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet uitspraak buiten zitting op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag in de zaak met nummer NL21.16284 heeft de rechtbank het beroep waarop dit verzoek om een voorlopige voorziening betrekking heeft ongegrond verklaard. Om die reden wordt het verzoek als kennelijk ongegrond afgewezen.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.