ECLI:NL:RBDHA:2022:2075

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 maart 2022
Publicatiedatum
14 maart 2022
Zaaknummer
09/177386-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van betrokkenheid bij woninginbraken en diefstal van fietsen; veroordeling tot gevangenisstraf voor medeplichtigheid aan poging tot inbraak

Op 14 maart 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van betrokkenheid bij twee woninginbraken en diefstal van fietsen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de betrokkenheid bij de inbraken en diefstal, maar hem wel schuldig bevonden aan medeplichtigheid aan een poging tot inbraak. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de inbraken, aangezien de tijdstippen van de aanhouding en de inbraken niet overeenkwamen. De verdachte was op 6 juli 2020 in Lisse aangehouden met inbrekerswerktuigen in zijn voertuig, maar de rechtbank kon niet vaststellen dat hij betrokken was bij de inbraken die kort na zijn aanhouding plaatsvonden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien weken, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast werd een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die schade had geleden door de poging tot inbraak. De rechtbank verklaarde ook enkele inbeslaggenomen voorwerpen verbeurd, die waren gebruikt bij het gepleegde feit.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/177386-20
Datum uitspraak: 14 maart 2022
Tegenspraak
Promisvonnis
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte 1] ,
geboren op [geboortedag] te Al Hoceima (Marokko),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 28 februari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. P. de Jonge en van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. S. Konya naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdachte wordt - kort en feitelijk weergegeven - verweten dat hij op 6 juli 2020 te Lisse samen met een ander of anderen:
- heeft ingebroken in een woning aan de [adres 1] , dan wel daaraan medeplichtig is geweest (feit 1);
- heeft ingebroken in een woning aan de [adres 2] , dan wel daaraan medeplichtig is geweest (feit 2);
- heeft gepoogd in te breken bij [slachtoffer 4] , dan wel daaraan medeplichtig is geweest (feit 3);
- twee fietsen heeft gestolen, dan wel daaraan medeplichtig is geweest (feit 4).

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 primair, 2 primair en subsidiair en 4 primair en subsidiair ten laste gelegde en tot bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en 3 primair ten laste gelegde. Op specifieke standpunten van de officier van justitie zal de rechtbank – voor zover van belang – ingaan bij de beoordeling van de tenlastelegging.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte op enige manier betrokken is geweest bij de ten laste gelegde feiten. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de verdachte in elk geval moet worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde feiten. Op specifieke standpunten van de raadsman zal de rechtbank – voor zover van belang – ingaan bij de beoordeling van de tenlastelegging.
3.3.
De beoordeling van de tenlastelegging
3.3.1.
Vrijspraak van de feiten 1, 2 en 4
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting vast dat er gedurende de nacht van 6 juli 2020 in Lisse op relatief korte afstand van elkaar verschillende inbraken en diefstallen hebben plaatsgevonden. De verdachte is, na een melding van een verdachte situatie op 6 juli 2020 in de [adres 3] in Lisse, omstreeks 02:10 uur aangehouden met verschillende setjes kleding en (inbrekers)werktuigen in zijn voertuig.
Op 6 juli 2020 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan waaruit volgt dat zij die dag omstreeks 00:30 uur naar bed is gegaan en dat zij de woning aan de [adres 1] toen slotvast en onbeschadigd had achtergelaten. Omstreeks 05:15 uur werd zij wakker gemaakt door haar zoon die vertelde dat er was ingebroken. Zij zag toen dat het raam aan de voorzijde van de woning openstond en dat er verschillende goederen uit de woning waren weggenomen.
Ook [slachtoffer 2] heeft op 6 juli 2020 aangifte gedaan van een inbraak in zijn woning aan de [adres 2] . Hij is op 5 juli 2020 omstreeks 22:30 uur gaan slapen en had de woning slotvast afgesloten. Op 6 juli 2020 omstreeks 05:50 uur werd hij wakker en zag hij dat het rolgordijn van de keuken was geopend en dat het keukenraam was opengebroken. Ook zag hij dat er verschillende goederen uit de woning waren weggenomen. Op camerabeelden van de deurbel van de buurman ( [adres 4] ) is te zien dat er twee personen op fietsen bij de inbraak betrokken zijn geweest en dat de inbraak omstreeks 03:38 uur heeft plaatsgevonden. Later die dag heeft de politie in de sloot achter de woning van de [adres 2] twee fietsen aangetroffen. Eén van de fietsen bleek tussen 5 juli 2020 21:30 uur en 6 juli 2020 08:00 uur gestolen te zijn uit de tuin van [slachtoffer 3] .
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte als medepleger of medeplichtige betrokken is geweest bij de inbraak in de woning aan de [adres 2] en de diefstal van de fietsen, nu het dossier geen bewijsmiddelen bevat op basis waarvan enige betrokkenheid van de verdachte bij deze feiten kan worden afgeleid. De verdachte is omstreeks 02:10 uur reeds aangehouden door de politie, terwijl de inbraak in de woning aan de [adres 2] door de twee personen op fietsen omstreeks 03:38 uur heeft plaatsgevonden. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder 2 primair en subsidiair en het onder 4 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Daarnaast ziet de rechtbank ook geen wettig en overtuigend bewijs op basis waarvan geconcludeerd kan worden dat de verdachte betrokken is geweest bij de inbraak in de woning aan de [adres 1] . Anders dan de officier van justitie heeft betoogd kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld wanneer de inbraak aan de [adres 1] exact heeft plaatsgevonden. Het zou daarom net zo goed kunnen dat de inbraak in de woning aan de [adres 1] ook heeft plaatsgevonden na de aanhouding van de verdachte. De verdachte zal daarom ook worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde.
3.3.2.
Bewezenverklaring feit 3 subsidiair [1]
Bewijsmiddelen
Op 6 juli 2020 is er aangifte gedaan van een poging tot inbraak bij [slachtoffer 4] aan de [adres 5] in Lisse. Uit de aangifte volgt dat de winkel op 4 juli 2020, omstreeks 17:15 uur, slotvast en schadevrij was afgesloten. Op 6 juli 2020, omstreeks 11:30 uur, zag aangeefster dat er rechts van het rolluik, ter hoogte van het bedieningspaneel, schade zat. Deze schade bestond uit beschadigd hout en schilderwerk. [2]
Een verbalisant van de politie heeft de camerabeelden van de [slachtoffer 4] bekeken. Op die beelden is te zien dat op 6 juli 2020 twee mannen bij het rolluik staan. Beide mannen waren in het donker gekleed en droegen oranje handschoenen. Eén van de mannen (hierna: man 2) had daarnaast een witte tas in zijn handen opgerold. Door de grootte van de tas zou dit een ‘bigshopper’ geweest kunnen zijn. Verder is op de beelden te zien dat de andere man (hierna: man 1) langere tijd rommelt aan de zijkant van het rolluik bij het sleutelkastje. Daarnaast lijkt man 2 inbrekerswerktuigen vast te hebben en aan te geven aan man 1. Te zien is dat man 2 diverse goederen op de grond voor het rolluik legt, waaronder vermoedelijk een koevoet. Nadat de twee mannen enige minuten hebben geprobeerd het rolluik te forceren, zijn zij weggelopen. [3] Uit nader onderzoek naar de camerabeelden is gebleken dat de poging tot inbraak omstreeks 01:37:23 uur heeft plaatsgevonden. [4]
[getuige 1] heeft verklaard dat hij zich op 6 juli 2020, omstreeks 01:30 uur, bevond in zijn woning aan de [adres 6] . Hij hoorde op dat moment aan de voorzijde van zijn woning een motor draaien. Dit betrof de motor van een grijze personenauto. In de personenauto zat één persoon op de bestuurdersstoel. Deze persoon was een man van rond de twintig jaar oud met een buitenlands uiterlijk en zwarte krulletjes. De man droeg een donkerkleurige gewatteerde jas en een spijkerbroek. [5] De getuige zag op een gegeven moment dat er een andere man vanaf de [adres 7] kwam gelopen, in de richting van het voertuig. Deze man opende het portier van de auto en haalde daar iets uit of legde daar iets in dat metaalachtig klonk. Hij liep daarna weer terug in de richting van de [adres 7] . Na twee á drie minuten zag de getuige dat ook de bestuurder van de auto uitstapte en in de richting van de [adres 7] liep. Na maximaal tien minuten kwamen er drie personen uit de [adres 7] gelopen, waaronder weer de bestuurder van de auto. Omstreeks 01:50 uur zijn de drie personen de auto in gestapt en weggereden in de richting van de Nassaustraat . Het kenteken van het voertuig was opgebouwd uit twee letters, drie cijfers en één letter. Het laatste cijfer van het kenteken was in elk geval een ‘ [getuige 2] ’. [6]
Op camerabeelden van een deurbel van de [adres 3] te Lisse is te zien dat op 6 juli 2020, omstreeks 01:24 uur, een personenauto van links naar rechts door het beeld rijdt. De verbalisant heeft deze personenauto herkend als zijnde de Volvo van de verdachte die later in beslag is genomen. Op de beelden is vervolgens te zien dat het voertuig stopt, waarna er een persoon van rechts naar links door het beeld loopt. Op de camerabeelden van de deurbel omstreeks 01:50 uur is te zien dat er van links naar rechts drie personen door het beeld heen lopen. De middelste persoon wordt door de verbalisant voor 100 procent herkend als zijnde de verdachte. De verbalisant heeft de verdachte herkend aan zijn kleine lengte en donker krullende haar. Vervolgens is te zien dat de drie personen instappen en dat de genoemde Volvo weer wegrijdt. De verdachte stapte in aan de bestuurderskant van het voertuig. [7]
Op 6 juli 2020 hebben verbalisanten naar aanleiding van een melding van een verdachte situatie om 01.50 uur, ter hoogte van de [adres 9] in Lisse een grijze personenauto met het kenteken [kenteken] gecontroleerd. De bestuurder van dit voertuig bleek de verdachte te zijn. De verbalisanten zagen dat de verdachte een zwarte gewatteerde jas droeg, een dronkere broek aan had en dat hij zwarte krullen op zijn hoofd had. [8] Tijdens de staande houding van de verdachte werden de verbalisanten aangesproken door getuige Noordermeer. Deze getuige verklaarde dat hij vanuit de [adres 9] twee mannen hard zag wegrennen in de richting van de [adres 8] . [9]
In het voertuig van de verdachte zijn bij een doorzoeking verschillende voorwerpen aangetroffen, waaronder een zwarte maillot, een grote en een kleine baco, twee schroevendraaiers, een oranje werkhandschoen, een zwart klein type breekijzer, een tang en verschillende setjes donkere kleding. [10]
Bewijsoverwegingen
Betrokkenheid van de verdachte bij het feit
De rechtbank leidt uit de bovenstaande bewijsmiddelen af dat de verdachte betrokken is geweest bij de poging tot inbraak bij de [slachtoffer 4] . Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de verklaring van [getuige 2] volgt dat er omstreeks 01:30 uur een grijze personenauto met draaiende motor in de [adres 3] stond. In deze auto bevond zich één persoon. De rechtbank gaat ervan uit dat deze persoon de verdachte is geweest. Immers past de verdachte binnen het door de getuige opgegeven signalement, is de personenauto waarin de verdachte werd aangetroffen grijs van kleur en bevat het kenteken van die auto een samenstelling van cijfers en letters zoals de getuige die heeft gezien en komt ook het laatste cijfer, de ‘ [getuige 2] ’, overeen met wat [getuige 2] heeft gezien. Daarnaast is de verdachte door een verbalisant herkend op de camerabeelden van de deurbel van de woning aan de [adres 3] . Op die beelden is te zien dat de verdachte en twee andere personen omstreeks 01:50 uur instappen in de Volvo en wegrijden. De [adres 3] ligt op enkele minuten loopafstand van de [slachtoffer 4] , terwijl de poging tot inbraak (die enkele minuten heeft geduurd) omstreeks 01:37 uur heeft plaatsgevonden. De rechtbank stelt vast dat deze gebeurtenissen in de tijd op elkaar aansluiten.
Ook is van belang dat in het voertuig van de verdachte waarin hij kort na de melding is staande gehouden een bigshopper, een oranje handschoen en verschillende (inbrekers)werktuigen zijn aangetroffen, waaronder een breekijzer. Op de camerabeelden van [slachtoffer 4] is te zien dat de daders van de poging tot inbraak soortgelijke goederen bij zich hadden.
Verder is door getuige Noordermeer gezien dat er twee mannen vanuit de [adres 9] wegrenden. De rechtbank gaat ervanuit dat dit de mannen zijn geweest die betrokken zijn geweest bij de poging tot inbraak bij Lucardi. Immers kan uit het voorgaande worden afgeleid dat de mannen die bij de poging tot inbraak betrokken zijn geweest, in de [adres 3] bij de verdachte in de auto zijn gestapt en daarin (een deel van) de bij de poging tot inbraak gebruikte goederen hebben achtergelaten. De [adres 9] , de plek waar de verdachte is staande gehouden en de rennende mannen zijn gezien, ligt bovendien enkele honderden meters bij de [adres 3] vandaan. Tot slot speelde deze situatie zich af op een tijdstip waarop normaal gesproken niet veel mensen op straat zijn.
Medeplegen of medeplichtigheid?
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de rol van de verdachte niet kan worden gekwalificeerd als medeplegen. Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat de verdachte naar de mededaders is toegelopen en samen met hen is teruggelopen naar het voertuig, en dat verdachte de mededaders, kleding en (inbrekers)werktuigen heeft vervoerd. Dit is onvoldoende om tot een bewezenverklaring van medeplegen te kunnen komen. Immers, daaruit kan niet worden afgeleid dat er sprake is geweest van de voor een nauwe en bewuste samenwerking benodigde bijdrage van voldoende gewicht van de verdachte aan het delict. Wel kan het handelen van de verdachte als medeplichtigheid aan het feit worden gekwalificeerd. De verdachte is zijn mededaders opzettelijk behulpzaam geweest door hen te vervoeren en heeft hen opzettelijk middelen verschaft door daartoe bestemde kleding en (inbrekers)werktuigen te vervoeren.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 3 primair ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij van dat feit zal worden vrijgesproken. Wel acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 3 subsidiair ten laste gelegde.
3.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
een nog onbekend gebleven dader op 6 juli 2020 te Lisse tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door die nog onbekend gebleven dader en zijn mededader voorgenomen misdrijf om goederen van hun gading en/of geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan die nog onbekend gebleven dader of zijn mededader toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te
nemen goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak, hebben getracht het sleutelkastje van het rolluik te forceren terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 6 juli 2020 te Lisse, opzettelijk behulpzaam is geweest en opzettelijk middelen heeft verschaft, door die nog onbekend gebleven dader(s) te
vervoerenen daartoe bestemde kleding en (inbrekers)werktuigen te vervoeren.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tien maanden.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om in het geval van een bewezenverklaring geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die langer is dan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten. Subsidiair heeft de raadsman bepleit om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen conform de duur van het voorarrest, aangevuld met een voorwaardelijk deel als stok achter de deur.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een poging tot inbraak in vereniging bij een juwelier. Inbraken en pogingen daartoe veroorzaken vaak schade, overlast en gevoelens van angst bij de slachtoffers. Bovendien dragen dergelijke feiten ook bij aan de versterking van gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. De verdachte heeft zich kennelijk enkel laten leiden door zijn eigen financiële belangen, zonder rekening te houden met de gevolgen van zijn handelen. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 1 februari 2022. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat hij in het verleden, waaronder in de vijf jaren voorafgaand aan het bewezen verklaarde feit, veelvuldig is veroordeeld tot lange gevangenisstraffen voor vermogensdelicten. Wel houdt de rechtbank rekening met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, omdat de verdachte na het begaan van het bewezen verklaarde feit is veroordeeld in een andere strafzaak.
Strafmodaliteit en strafmaat
Gelet op de aard en ernst van het feit en het strafblad van de verdachte kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de strafmaat heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin staat voor een voltooide bedrijfsinbraak door iemand met veelvuldige recidive als uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden vermeld. De rechtbank ziet aanleiding om dit uitgangspunt te matigen, nu de verdachte medeplichtig is aan het feit en het hier bij een poging is gebleven.
Met het oog op de LOVS-oriëntatiepunten en het feit dat de rechtbank minder feiten bewezen verklaart dan de feiten die de officier van justitie in zijn vordering heeft betrokken, zal de rechtbank een fors lagere straf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd. De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van tien weken, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. Voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank geen aanleiding.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer 4] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 935,45, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade. Bij dit bedrag zit de btw (totaal € 162,35) inbegrepen. Tevens heeft de benadeelde partij verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bepleit dat de vordering tot schadevergoeding voor toewijzing in aanmerking komt, met uitzondering van de kosten van de btw. De officier van justitie heeft daarom gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk wordt toegewezen tot een bedrag van € 773,10, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk moet worden verklaard nu er vrijspraak is bepleit van het onder feit 3 primair en subsidiair ten laste gelegde. De raadsman heeft subsidiair bepleit dat de vordering moet worden afgewezen in het geval de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder feit 3 subsidiair ten laste gelegde, nu er geen causaal verband bestaat tussen de handelingen van de verdachte en de geleden schade.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting vast dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder feit 3 subsidiair bewezen verklaarde feit. Anders dan de raadsman heeft betoogd is de rechtbank van oordeel dat er voldoende verband bestaat tussen dit bewezen verklaarde feit en de geleden schade. De rechtbank zal de vordering daarom toewijzen tot een bedrag van € 773,10. Het overige deel van de vordering, bestaande uit € 162,35 aan btw, zal worden afgewezen, aangezien de benadeelde partij als ondernemer zijnde de btw kan verrekenen, zodat in zoverre geen sprake is van schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 6 juli 2020, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom aansprakelijk voor schade die door dit feit aan de benadeelde partij is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 773,10, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 6 juli 2020 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 4] . Indien het verschuldigde bedrag niet wordt betaald of kan worden verhaald, kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 15 dagen. Toepassing van de gijzeling heft de opgelegde betalingsverplichting niet op.
Indien de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, is hij niet verplicht om dat deel te betalen aan de Staat en indien de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, is de verdachte niet verplicht om dat deel aan de benadeelde partij te betalen.

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de inbeslaggenomen voorwerpen zullen worden verbeurd verklaard.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de onder de verdachte inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een handschoen, een stuk gereedschap, een tang en een panty (op de beslaglijst genummerd 1 tot en met 4) verbeurd verklaren, nu het gaat om voorwerpen met behulp waarvan het bewezen verklaarde feit is begaan of voorbereid, dan wel nu het gaat om voorwerpen die bestemd zijn tot het begaan van het bewezen verklaarde feit.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 48, 49, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en subsidiair, 2 primair en subsidiair, 3 primair en 4 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
medeplichtigheid aan poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
10 (TIEN) WEKEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 773,10 en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 6 juli 2020 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer 4] ;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij voor het overige af;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 773,10, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 6 juli 2020 tot de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 4] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 15 (vijftien) dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als een van de mededaders de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald en/of de betalingsverplichting aan de Staat deels of geheel heeft voldaan, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen;
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 1 tot en met 4 genummerde voorwerpen, te weten:
- 1 STK Handschoen ( [voorwerp 1] , zwart);
- 1 STK Gereedschap ( [voorwerp 2] );
- 1 STK Tang ( [voorwerp 3] );
- 1 STK Panty ( [voorwerp 4] ).
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.M. Meessen, voorzitter,
mr. P.G. Salvadori, rechter,
mr. S.E. van den Brink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S.R. van der Klugt, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 maart 2022.
Mr. S.E. van den Brink is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 6 juli 2020 te Lisse tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, twee, althans een tas(sen) met inhoud, onder meer een portemonnee en/of bankpas(sen) en/of huissleutels en/of ID en/of een of meer pas(jes) en/of rijbewijs en/of kentekenbewijs, en/of een navigatiesysteem en/of een auto, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer nog onbekend gebleven dader(s) op of omstreeks 6 juli 2020 te Lissetezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, twee, althans een tas(sen) met inhoud, onder meer een portemonnee en/of bankpas(sen) en/of huissleutels en/of ID en/of een of meer pas(jes) en/of rijbewijs en/of kentekenbewijs , en/of een navigatiesysteem en/of een auto, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan die nog onbekend gebleven dader(s) en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl die nog onbekend gebleven dader(s) en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 6 juli 2020 te Lisse opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door die nog onbekend gebleven dader(s) (daarheen) te vervoeren en/of daartoe bestemde en/of gebruikte
(inbrekers)werktuigen en/of kleding te vervoeren;
2
hij op of omstreeks 6 juli 2020 te Lisse tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een portemonnee en/of een of meer pas(sen) en/of rijbewijs en/of bankpas(sen) en/of een of meer pas(jes) en/of een sleutelbos en/of autosleutels en/of een
telefoon en/of geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 6] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking
en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer nog onbekend gebleven dader(s) op of omstreeks 6 juli 2020 te Lisse
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een portemonnee en/of een of meer pas(sen) en/of rijbewijs en/of bankpas(sen) en/of een of meer pas(jes) en/of een sleutelbos en/of autosleutels en/of een telefoon en/of geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan die nog onbekend gebleven dader(s) en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 6] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl die nog onbekend gebleven dader(s) en/of zijn mededader(s) zich de toegang
tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
braak en/of verbreking en/of inklimming, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 6 juli 2020 te Lisse opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door die nog onbekend gebleven dader(s) (daarheen) te vervoeren en/of kleding en/of daartoe bestemde en/of gebruikte (inbrekers)werktuigen te vervoeren;
3
hij op of omstreeks 6 juli 2020 te Lissetezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om goederen van zijn/hun gading en/of geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming heeft/hebben (getracht) het sleutelkastje van het rolluik te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer nog onbekend gebleven dader(s) op of omstreeks 6 juli 2020 te Lissetezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door die nog onbekend gebleven dader(s) en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om goederen van zijn/hun gading en/of geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan die nog onbekend gebleven dader)s) en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen; en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te
nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, heeft/hebben (getracht) het sleutelkastje van het rolluik geforceerd (te forceren) terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 6 juli 2020 te
Lisse, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft, door die nog onbekend gebleven dader(s) (daarheen) te
vervioeren en/of daartoe bestemde kleding en/of (inbrekers)werktuigen te vervoeren;
4
hij op of omstreeks 6 juli 2020 te Lisse tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, twee, althans een fiets(en) (merk(en) Giant en/of Koga Miyata), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 7] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer nog onbekend gebleven dader(s) op of omstreeks 6 juli 2020 te Lissetezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, twee, althans een of meer fiets(en) (merk(en) Giant en/of Koga Miyata), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan die nog onbekend gebleven dader(s) en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 7] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 6 juli 2020 te Lisse opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door die onbekend gebleven dader(s) (daarheen) te vervoeren en/of daartoe bestemde en/of gebruikte kleding en/of (inbrekers)werktuigen te vervoeren.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van de processen-verbaal met de nummers [proces-verbaal 1] (hierna: proces-verbaal A) , [proces-verbaal 2] (hierna: proces-verbaal B) of [proces-verbaal 3] (hierna: proces-verbaal C), alle van de politie eenheid Den Haag, district Leiden - Bollestreek, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 343).
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 8] namens [slachtoffer 4] d.d. 6 juli 2020, proces-verbaal B, p. 47-48.
3.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 juli 2020, proces-verbaal B, p. 107.
4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 oktober 2020, proces-verbaal B, p. 321.
5.Het proces-verbaal van verhoor [getuige 1] d.d. 6 juli 2020, proces-verbaal A, p. 98-99.
6.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 juli 2020, proces-verbaal C, p. 173-174.
7.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 juli 2020, proces-verbaal A, p. 102-103.
8.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juli 2020, proces-verbaal A, p. 13-14.
9.Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 7 juli 2020, proces-verbaal C, p. 9.
10.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juli 2020, proces-verbaal A, p. 24.