ECLI:NL:RBDHA:2022:2029

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 maart 2022
Publicatiedatum
11 maart 2022
Zaaknummer
NL22.362
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag door gebrek aan geldige ingebrekestelling

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. I. Mercanoglu, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, ingediend op 14 december 2020. Eiser heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid bij brieven van 15 juni 2021 en 20 september 2021 meegedeeld dat deze in gebreke is met het nemen van een besluit. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de verweerder op die data nog niet in gebreke was, omdat de beslistermijn nog niet was verstreken. Dit is in overeenstemming met artikel 6:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat vereist dat er een geldige ingebrekestelling moet zijn om het beroep ontvankelijk te verklaren.

De rechtbank heeft de relevante artikelen van de Awb en de Vreemdelingenwet 2000 in overweging genomen. Artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000 stelt dat op een aanvraag om asiel binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag moet worden beslist. De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris niet in gebreke was, omdat de beslistermijn pas op 3 februari 2022 verstreek. Aangezien er geen geldige ingebrekestelling was, heeft de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard.

De uitspraak is gedaan door mr. E.P.W. van de Ven, rechter, en is openbaar gemaakt op 11 maart 2022. Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld binnen zes weken na de bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.362

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. I. Mercanoglu),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Op 9 januari 2022 heeft eiser bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van 14 december 2020.
Op 21 januari 2022 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Op 26 februari 2022 heeft eiser een brief aan de rechtbank gestuurd.

Overwegingen

Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat zij kennelijk onbevoegd is dan wel het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
Ingevolge artikel 8:55b, eerste lid, van de Awb doet de rechtbank, indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, binnen acht weken nadat het beroepschrift is ontvangen en aan de vereisten van artikel 6:5 van de Awb is voldaan, uitspraak met toepassing van artikel 8:54 van de Awb, tenzij de rechtbank een onderzoek ter zitting noodzakelijk acht.
Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open.
Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, van de Awb kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
5. Uit artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) volgt dat op de aanvraag om een asielvergunning binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag wordt beslist.
6. Uit het dossier blijkt dat eiser op 14 december 2020, een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft ingediend.
7. Op 5 januari 2021 heeft er een aanmeldgehoor Dublin plaatsgevonden. Uit onderzoek is gebleken dat eiser op 4 augustus 2015 een verzoek om internationale
bescherming heeft ingediend in Italië. Gelet hierop zijn de autoriteiten van Italië op 18 januari 2021 gevraagd om eiser terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder d, van de Dublinverordening.
Op grond van artikel 25, tweede lid, van de Dublinverordening staat het zonder reactie laten verstrijken van de termijn van 2 weken gelijk met aanvaarding van het verzoek. Nu de autoriteiten van Italië niet binnen de genoemde termijn op het verzoek hebben gereageerd, is Italië op 2 februari 2021 verantwoordelijk geworden voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Echter, doordat eiser niet binnen de termijn zoals genoemd in artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening is overgedragen aan de autoriteiten van
Italië, is Nederland per 3 augustus 2021 verantwoordelijk geworden voor de asielaanvraag van eiser. Eiser is hierover per brief geïnformeerd op 29 oktober 2021.
8. Nu Nederland met ingang van 3 augustus 2021 verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van het asielverzoek van eiser, is op dat tijdstip ingevolge artikel 42, zesde lid, van de Vreemdelingenwet 2000, de beslistermijn aangevangen. Gelet op het voorgaande had verweerder uiterlijk op 3 februari 2022 op de aanvraag moeten beslissen.
9. Eiser heeft verweerder bij brieven van 15 juni 2021 en 20 september 2021 meegedeeld dat hij in gebreke is tijdig te beslissen. Uit het voren overwogene volgt dat verweerder op zowel 15 juni 2021 als op 20 september 2021 nog niet in gebreke was te beslissen op de aanvraag. Nu er geen sprake is van een geldige ingebrekestelling zoals bedoeld in artikel 6:12 van de Awb is het beroep niet-ontvankelijk.
10. Het beroep is niet-ontvankelijk.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.P.W. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van N.E. Joacim, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.