ECLI:NL:RBDHA:2022:1959
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag Algerijnse eiser wegens gebrek aan bewijs en geloofwaardigheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 maart 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Algerijnse eiser tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had op 28 september 2021 asiel aangevraagd in Nederland, waarbij hij stelde dat hij problemen had met de familie van zijn ex-echtgenote en dat hij in het verleden was bedreigd en mishandeld. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, omdat de staatssecretaris de asielaanvraag op 29 november 2021 had afgewezen als ongegrond.
Tijdens de zitting op 17 februari 2022 is de eiser niet verschenen, terwijl de gemachtigde van de staatssecretaris wel aanwezig was. De rechtbank heeft overwogen dat de eiser geen documenten heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn verklaringen over de gestelde problemen met zijn ex-echtgenote en zijn deelname aan demonstraties in Algerije. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de eiser vaag en tegenstrijdig waren, en dat hij niet in staat was om belangrijke details te verstrekken die zijn claims konden ondersteunen.
De rechtbank concludeert dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij als verdragsvluchteling moet worden aangemerkt of dat hij bij terugkeer naar Algerije een reëel risico loopt op ernstige schade. De rechtbank heeft daarom de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris bevestigd en het beroep ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.