ECLI:NL:RBDHA:2022:1955
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag Algerijnse student wegens gebrek aan gegronde vrees voor vervolging
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 maart 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Algerijnse eiser. De eiser, die stelt dat hij vanwege zijn lidmaatschap van een studentenvereniging en zijn contacten met de Algerijnse veiligheidsdienst vreest voor vervolging in Algerije, heeft zijn asielaanvraag ingediend op 19 juli 2020. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag echter afgewezen, omdat de rechtbank van oordeel is dat de eiser niet voldoende heeft aangetoond dat hij daadwerkelijk gevaar loopt bij terugkeer naar Algerije. De rechtbank heeft de verklaringen van de eiser over zijn problemen met de heer [Naam 3] als onvoldoende concreet en geloofwaardig beoordeeld. De eiser heeft niet kunnen onderbouwen waarom hij vreest voor de autoriteiten in Algerije, vooral gezien het feit dat hij eerder in Frankrijk verbleef zonder bescherming te vragen. De rechtbank concludeert dat de gestelde vrees voor vervolging niet aannemelijk is gemaakt en dat de asielaanvraag ongegrond is verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen een week na bekendmaking.