Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[naam verzoeker] verzoeker
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 3 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, wiens naam niet is vermeld, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 11 maart 2021 een primair besluit had genomen dat door de verzoeker was afgewezen. Het bezwaar tegen dit besluit werd op 14 oktober 2021 ongegrond verklaard, waarna de verzoeker de voorzieningenrechter vroeg om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:81 en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan buiten zitting. In de overwegingen van de uitspraak werd geconcludeerd dat er geen aanleiding was om de gevraagde voorlopige voorziening te treffen, aangezien er op dezelfde dag al een beslissing was genomen op het beroep dat aan het verzoek om voorlopige voorziening ten grondslag lag. Het verzoek werd als kennelijk ongegrond afgewezen.
Daarnaast werd in de uitspraak opgemerkt dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De beslissing van de voorzieningenrechter werd openbaar gemaakt en er werd vermeld dat tegen deze uitspraak geen hoger beroep of verzet openstond. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, in aanwezigheid van mr. J. de Winter als griffier.