ECLI:NL:RBDHA:2022:1913

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 maart 2022
Publicatiedatum
9 maart 2022
Zaaknummer
NL21.17776
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 3 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, wiens naam niet is vermeld, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 11 maart 2021 een primair besluit had genomen dat door de verzoeker was afgewezen. Het bezwaar tegen dit besluit werd op 14 oktober 2021 ongegrond verklaard, waarna de verzoeker de voorzieningenrechter vroeg om een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:81 en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan buiten zitting. In de overwegingen van de uitspraak werd geconcludeerd dat er geen aanleiding was om de gevraagde voorlopige voorziening te treffen, aangezien er op dezelfde dag al een beslissing was genomen op het beroep dat aan het verzoek om voorlopige voorziening ten grondslag lag. Het verzoek werd als kennelijk ongegrond afgewezen.

Daarnaast werd in de uitspraak opgemerkt dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De beslissing van de voorzieningenrechter werd openbaar gemaakt en er werd vermeld dat tegen deze uitspraak geen hoger beroep of verzet openstond. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, in aanwezigheid van mr. J. de Winter als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.17776

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker] verzoeker

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.J.A. Bakker),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. T. Stelpstra).

Procesverloop

Bij besluit van 11 maart 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de afgewezen.
Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 14 oktober 2021 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Hij heeft verder de
voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:81 en artikel 8:83, derde lid, van de Awb [1] uitspraak buiten zitting.

Overwegingen

1. In dit geval is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening, nu bij uitspraak van vandaag is beslist op het beroep waarop dit verzoek om een voorlopige voorziening betrekking heeft. Het verzoek is kennelijk ongegrond en wordt daarom afgewezen.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt middels geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.