Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[naam eiseres 1], eiseres, gezamenlijk te noemen: eisers,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak hebben eisers, met de Iraanse nationaliteit, op 11 juli 2021 een aanvraag ingediend voor een visum voor kort verblijf in Nederland. De minister van Buitenlandse Zaken heeft deze aanvragen op 13 juli 2021 afgewezen, omdat het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf onvoldoende waren aangetoond en eisers niet over voldoende middelen van bestaan beschikten. Het bezwaar van eisers tegen deze afwijzing werd op 12 oktober 2021 kennelijk ongegrond verklaard, waarna zij beroep instelden bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 3 februari 2022, waar eisers werden vertegenwoordigd door hun gemachtigde en een tolk, was de minister niet aanwezig. Eisers betwistten de afwijzingsgronden en stelden dat zij hun dochter en kleindochter in Nederland wilden bezoeken. De rechtbank oordeelde dat de minister niet voldoende had gemotiveerd waarom er redelijke twijfel bestond over het voornemen van eisers om tijdig naar Iran terug te keren, vooral gezien het feit dat zij eerder visums voor kort verblijf hadden gekregen en steeds op tijd waren teruggekeerd.
De rechtbank concludeerde dat de hoorplicht in bezwaar was geschonden, omdat er geen sprake was van een kennelijk ongegrond bezwaar. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de minister op om opnieuw op het bezwaar van eisers te beslissen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd de minister veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eisers.