ECLI:NL:RBDHA:2022:1905

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 maart 2022
Publicatiedatum
9 maart 2022
Zaaknummer
NL21.19498
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Algerijnse nationaliteit wegens ongeloofwaardigheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 maart 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Algerijnse nationaliteit, had op 15 oktober 2021 asiel aangevraagd in Nederland, na te zijn gearresteerd tijdens een manifestatie op 4 juni 2021 in Mostaganem. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de asielaanvraag op 9 december 2021 afgewezen, omdat de verklaringen van eiser over zijn deelname aan de manifestatie en de daaruit voortvloeiende problemen niet geloofwaardig werden geacht. Eiser heeft geen documenten overgelegd ter onderbouwing van zijn asielrelaas, ondanks dat hij beweerde deze te kunnen overleggen. Tijdens de zitting op 17 februari 2022 is eiser niet verschenen, terwijl de gemachtigde van de staatssecretaris wel aanwezig was.

De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris terecht heeft vastgesteld dat eiser voorafgaand aan zijn komst naar Nederland meer dan drie maanden in Frankrijk heeft verbleven zonder daar asiel aan te vragen. Dit leidde tot de conclusie dat eiser kennelijk geen dringende behoefte had aan internationale bescherming. Eiser heeft in zijn beroepsgronden niet voldoende onderbouwd waarom de motivering van het bestreden besluit onjuist zou zijn. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht is gedaan, omdat de verklaringen van eiser niet geloofwaardig zijn. Het beroep is ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.19498

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser

v-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.M. van Woensel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. van Hoof).

ProcesverloopBij besluit van 9 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 17 februari 2022 op zitting behandeld. Eiser is, met bericht vooraf, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1981 en de Algerijnse nationaliteit te bezitten. Eiser heeft op 15 oktober 2021 asiel aangevraagd in Nederland.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij op 4 juni 2021 heeft deelgenomen aan een manifestatie in Mostaganem en dat hij als gevolg daarvan door de politie is gearresteerd. Eiser is diezelfde dag vrijgelaten. Later heeft hij een oproep ontvangen van de politie om zich te melden bij de rechtbank. Eiser heeft aan de oproep geen gehoor gegeven waarna hij bij verstek is veroordeeld tot drie jaar celstraf en een boete van 20 miljoen dirham. De politie is daarop eenmaal bij eiser thuis geweest. Eiser zat op dat moment ondergedoken en is nadien gevlucht uit Algerije.
3. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond. [1] Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig gevonden. Verweerder vindt de verklaringen van eiser over zijn deelname aan de manifestatie op 4 juni 2021 en de daaruit voortvloeiende problemen niet geloofwaardig. Eiser heeft geen documenten overgelegd om zijn asielrelaas te onderbouwen terwijl hij daar naar eigen zeggen wel over kan beschikken. Daarnaast heeft eiser vaag en tegenstrijdig verklaard over zijn deelname aan de demonstratie en de problemen die hij als gevolg daarvan zou hebben ondervonden.
4. Op wat eiser daartegen aanvoert wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Voor zover eiser heeft verzocht om de inhoud van de zienswijze als herhaald en ingelast in de gronden van beroep te beschouwen, geldt dat verweerder in het bestreden besluit gemotiveerd is ingegaan op wat eiser in de zienwijze heeft aangevoerd. Nu eiser deze grond in beroep niet nader heeft onderbouwd en evenmin heeft aangegeven waarom de motivering van het bestreden besluit op deze punten onjuist is, kan de enkele verwijzing daarnaar niet leiden tot het daarmee door eiser beoogde resultaat.
6. Verweerder heeft verder terecht vastgesteld dat eiser voorafgaand aan zijn komst naar Nederland ruim drie maanden in Frankrijk heeft verbleven zonder dat hij daar asiel heeft aangevraagd. Verweerder verbindt daar niet ten onrechte de conclusie aan dat eiser klaarblijkelijk geen dringende behoefte had aan internationale bescherming. De uitleg die eiser daar in de zienswijze voor heeft gegeven, namelijk dat hij eerst zijn hoofd leeg moest maken en pas daarna kon besluiten wat hij moest doen, te weten doorreizen naar Nederland, leidt niet tot een ander oordeel.
7. In de beroepsgronden heeft eiser goed beschouwd volstaan met de mededeling dat hij binnen afzienbare tijd over documenten zal beschikken waardoor zijn asielrelaas alsnog geloofwaardig moet worden geacht. Het oordeel van verweerder in het bestreden besluit dat eiser vaag en tegenstrijdig over zijn vermeende problemen heeft verklaard, heeft hij om die reden in beroep niet weersproken. Nu eiser echter geen documenten meer heeft aangeleverd, treft deze grond reeds daarom geen doel.
8. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiser over zijn deelname aan een manifestatie op 4 juni 2021 en de daaruit voortvloeiende problemen niet geloofwaardig zijn. De asielaanvraag is terecht afgewezen als ongegrond.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.