Overwegingen
1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1997 en bezit de Turkse nationaliteit. Op 11 februari 2019 heeft eiseres een eerste asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag is door verweerder niet in behandeling genomen omdat Polen verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. Dit besluit is onherroepelijk. Op 2 augustus 2019 heeft eiseres een opvolgende asielaanvraag ingediend die door verweerder opnieuw niet in behandeling is genomen vanwege de verantwoordelijkheid van Polen. Ook dit besluit is onherroepelijk. Op 10 september 2019 is eiseres overgedragen aan Polen.
2. Referent is sinds 2 januari 2020 in het bezit van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Op 29 januari 2020 heeft hij voor eiseres (zijn dochter) een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) ingediend ten behoeve van nareis in het kader van gezinshereniging.
3. Op 12 januari 2021 heeft verweerder de aanvraag afgewezen (primair besluit). Het bezwaar hiertegen is bij het bestreden besluit kennelijk ongegrond verklaard. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat volgens hem enerzijds eiseres niet voldoet aan het jongvolwassenenbeleid en anderzijds eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat tussen haar en referent ‘more than the normal emotional ties’ bestaan, waardoor geen familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRMbestaat.
4. Eiseres heeft hiertegen aangevoerd dat tussen haar en referent wel sprake is van beschermenswaardig gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. Ten onrechte heeft verweerder het jongvolwassenenbeleid niet van toepassing geacht omdat eiseres al meerdere jaren zelfstandig woont. Eiseres heeft tot haar vertrek uit Turkije altijd bij haar ouders gewoond. Zij verbleef vanwege de reisafstand slechts enkele dagen per week op de (studenten)campus in Istanbul. Vervolgens heeft zij naar Polen moeten vluchten en heeft zij zich weer bij haar ouders gevoegd toen zij Nederland zijn ingereisd. Verder betoogt zij dat wel sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen haar en haar ouders. Volgens eiseres heeft verweerder een te strikte toets gehanteerd bij de beoordeling of sprake is van een beschermenswaardig gezinsleven. Tot slot beroept zij zich op de hoorplicht.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Het juridisch kader is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
6. Bij de beantwoording van de vraag of tussen eiseres en referent sprake is van familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM is in geschil of het jongvolwassenenbeleid van verweerder op eiseres van toepassing is en, indien dat niet zo is, of er tussen eiseres en referent ‘more than the normal emotional ties’ bestaan.
7. Vaststaat dat eiseres en haar ouders afkomstig zijn uit Ankara (Turkije) en dat eiseres in het collegejaar 2015/2016 in Istanbul (Turkije) heeft gestudeerd. Ook staat vast dat aan eiseres een studentenvisum voor Polen is afgegeven en dat zij hiermee op 30 september 2016 naar Warschau (Polen) is vertrokken en vervolgens daar heeft gewoond en gestudeerd. Nadat haar ouders in februari 2019 vanuit Turkije naar Nederland zijn gevlucht, heeft eiseres zich op 21-jarige leeftijd bij hen gevoegd. Bij besluiten van 15 mei 2019 en 26 augustus 2019 heeft verweerder eerdere asielaanvragen van eiseres in Nederland niet in behandeling genomen, omdat Polen verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling ervan. Verder is in die besluiten overwogen dat geen sprake was van bijzondere, individuele omstandigheden, die maken dat het verzoek om internationale bescherming in Nederland zou moeten worden beoordeeld. Deze besluiten staan in rechte vast.
8. Verweerder heeft in het bestreden besluit deugdelijk gemotiveerd waarom het jongvolwassenenbeleid niet op eiseres van toepassing is. Bij de beoordeling hiervan is gekeken naar de leeftijd van eiseres op het moment van inreis van referent, of eiseres met haar ouders in gezinsverband samenleeft, in haar eigen onderhoud voorziet en of zij geen eigen zelfstandig gezin heeft gevormd.
9. Verweerder heeft op basis van de individuele omstandigheden van eiseres kunnen concluderen dat eiseres als jongmeerderjarige al ruim drieënhalf jaar zelfstandig woont. Zo heeft eiseres in het collegejaar 2015/2016 in Istanbul een jaar lang literatuur gestudeerd. Daar heeft zij – vanwege de reisafstand - in een studentenhuis verbleven. Voor zover eiseres betoogt dat zij maximaal drie of vier dagen in de week in Istanbul verbleef en de overige dagen bij haar ouders in Ankara woonde, terwijl zij daar haar hoofdverblijf heeft behouden, heeft zij dit niet met stukken onderbouwd. Aan de overgelegde woonverklaring heeft verweerder minder waarde hoeven hechten, nu hieruit ook volgt dat eiseres pas op 16 maart 2018 naar Warschau (Polen) is vertrokken en dit niet overeenkomt met de verklaringen van eiseres en de uitreisstempels in haar paspoort. Met hulp van referent is voor eiseres een studentenvisum voor Polen aangevraagd en eiseres is op 30 september 2016 naar Polen gevlogen om daar verder te studeren. Verweerder heeft ook hieruit kunnen afleiden dat eiseres geen onderdeel meer uitmaakte van het feitelijk gezinsleven van referent en dat zij kennelijk in staat werd geacht om zelfstandig in het buitenland te wonen en te studeren. De stelling van eiseres dat zij noodgewongen in Polen heeft verbleven, leidt niet tot een ander oordeel. Voor haar vertrek naar Polen had eiseres immers al een jaar zelfstandig in Istanbul gewoond, waarna zij zich - voorafgaand aan de vlucht van haar ouders - in Polen nog eens tweeënhalf jaar zelfstandig heeft kunnen handhaven. Verweerder heeft in dit verband ook van belang kunnen achten dat de ouders van eiseres ervoor hebben gekozen zich niet bij eiseres in Polen te voegen maar in Nederland een asielaanvraag in te dienen, wat er eens te meer op duidt dat eiseres feitelijk niet meer tot het gezin van har ouders behoorde. Dat referent en andere familieleden eiseres financieel zijn blijven ondersteunen, laat onverlet dat eiseres verder aantoonbaar zelfstandig heeft geleefd. Hiermee is de feitelijke gezinsband met referent niet aangetoond.
More than normal emotional ties
10. Voor de vaststelling van familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM tussen een ouder en een niet-jongvolwassen meerderjarig kind is vereist dat 'more than the normal emotional ties' (ofwel: een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie) bestaan, die voortvloeien uit bijkomende elementen van afhankelijkheid. Een en ander is een kwestie van feitelijke aard en afhankelijk van het daadwerkelijk bestaan van hechte persoonlijke banden. Onder meer financiële of materiële afhankelijkheid kan hierbij van belang zijn. Verweerder mag hierbij zwaarwegend maar niet doorslaggevend gewicht toekennen aan het antwoord op de vraag of er een reële mogelijkheid bestaat dat ook andere familieleden of derden de door het afhankelijke familielid benodigde zorg geven. Of de gestelde afhankelijkheid tussen de vreemdeling en de referent exclusief is, is dus relevant voor het onderzoek naar de aanwezigheid van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie.
11. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet is gebleken van het bestaan van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referent. Verweerder heeft daarbij van belang kunnen vinden dat eiseres met het bereiken van de meerderjarige leeftijd uit vrije wil zelfstandig is gaan wonen. Eiseres volgt een universitaire studie en niet blijkt dat zij dusdanig afhankelijk is dat zij niet zonder haar ouders kan functioneren. De medische omstandigheden heeft verweerder onvoldoende kunnen vinden voor een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid. Verweerder heeft daarbij kunnen wijzen op de eerdere (Dublin)procedures waarin de aangevoerde medische omstandigheden reeds zijn beoordeeld en is overwogen dat geen sprake is van een schrijnende situatie of een bijzondere vorm van afhankelijkheid. Eiseres heeft niet met nieuwe documenten aannemelijk gemaakt dat dit nu anders is waardoor zij in verband met noodzakelijke medische zorg zonder de hulp van referent niet kan functioneren. De in beroep overgelegde stukken waaruit blijkt dat eiseres financieel wordt ondersteund door haar oom duiden niet op een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referent. Verweerder heeft tot slot niet ten onrechte overwogen dat zowel de wens van eiseres om bij haar ouders in de buurt te wonen als het gemis van haar ouders begrijpelijk zijn, maar dat deze omstandigheden niet leiden tot de conclusie dat sprake is van meer dan gebruikelijke afhankelijkheid.
12. De rechtbank volgt eiseres tot slot niet in haar stelling dat verweerder zijn hoorplicht heeft geschonden. Op grond van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht mag verweerder slechts van het horen in bezwaar afzien als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat het bezwaar niet kan leiden tot een andersluidend besluit. Eiseres heeft niet onderbouwd welke relevante informatie een hoorzitting zou kunnen opleveren. Gelet op de motivering van het primaire besluit en wat eiseres daartegen in bezwaar heeft aangevoerd en ingebracht, heeft verweerder niet ten onrechte van het horen in bezwaar afgezien.
13. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht geconcludeerd dat geen beschermenswaardig familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM tussen eiseres en referent bestaat. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen.
14. Het beroep is ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.