Uitspraak
Internationale kinderontvoering
Beschikking op het op 6 januari 2022 ingekomen verzoek van:
[X] ,
[Y] ,
Procedure
- het bericht van 15 februari 2022, met bijlagen, van de vader;
- het bericht van 16 februari 2022, met bijlagen, van de moeder;
- het verslag van de bijzondere curator van 16 februari 2022;
- het bericht van 18 februari 2022, met bijlagen, van de vader;
- het bericht van 21 februari 2022, met bijlage, van de moeder.
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat en een tolk in de Engelse taal;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de bijzondere curator;
- [medewerker RvdK] , namens de Raad voor de Kinderbescherming.
Beoordeling
- [minderjarige 1] , born [geboortedatum 1] -2015
- [minderjarige 2] , born [geboortedatum 2] -2019
mógelijkheidom op enig moment naar Nederland te verhuizen. Zij hebben meerdere opties besproken, zoals het kopen/huren van een huis in [plaats] en [woonplaats 2] . Daarbij is het de rechtbank opgevallen dat de ouders volgens het door de vader overgelegde transcript van een WhatsAppgesprek op 9 december 2021 nog over [woonplaats 2] hebben gesproken als een “possibility”, terwijl de moeder toen al (nl. op 2 december 2021) de toestemmingsverklaring met inbegrip van de woorden “and subscribe in [woonplaats 2] ” zou hebben getekend. Indien de moeder al eerder uitdrukkelijk de door de vader gestelde toestemming had verleend, dan had het voor de hand gelegen dat de vader haar daarop op 9 december 2021 had gewezen. Dit heeft hij echter niet gedaan. De vader heeft hiervoor ter zitting geen genoegzame verklaring kunnen geven. Ook uit de andere gedragingen van de moeder is niet gebleken dat zij haar toestemming voor een permanent verblijf van de kinderen in Nederland heeft verleend. De gedragingen van de moeder duiden er eerder op dat zij in de veronderstelling verkeerde dat de kinderen met haar in Finland zouden blijven wonen. Zij heeft immers meermaals te kennen gegeven nog te twijfelen over de verhuizing en zij had nog een afspraak voor [voornaam minderjarige 2] bij het consultatiebureau in Finland gemaakt voor eind januari 2022. Ook de plaatsing van de kinderen op de kinderopvang en de voorschool in Finland, die was aangevangen op respectievelijk 8 januari 2019 ( [voornaam minderjarige 1] ) en 2 augustus 2021 ( [voornaam minderjarige 2] ), was per 31 december 2021 nog steeds van kracht en de kinderen werden daar in januari 2022 na de wintervakantie in Finland gewoon verwacht, zo blijkt uit een bericht van de Dienst educatie en cultuur van [gemeente] , Finland, van 31 december 2021. Tot slot is de moeder zeer spoedig de echtscheidingsprocedure in Finland gestart (op 17 december 2021), waarin zij om eenhoofdig gezag heeft gevraagd en erop heeft gewezen dat de vader de kinderen niet naar Finland wil laten terugkeren ook al gingen ze slechts op vakantie naar Nederland met hun vader. Ook heeft zij spoedig het onderhavige verzoek tot teruggeleiding ingediend (op 6 januari 2022). De rechtbank concludeert gelet op het voorgaande dat niet is gebleken dat de moeder haar uitdrukkelijke toestemming heeft verleend voor een permanent verblijf van de kinderen in Nederland. De achterhouding van de kinderen in Nederland is derhalve in strijd met het gezagsrecht van de moeder geschied en dient te worden aangemerkt als ongeoorloofd in de zin van artikel 3 van het Verdrag.
Beslissing
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2015 te [geboorteplaats 1] , Finland;
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2019 te [geboorteplaats 2] , Finland,