In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 3 maart 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de schorsing van haar rijbewijs en het opleggen van een rijvaardigheidsonderzoek door het CBR, na een incident op 29 juli 2020 waarbij zij de politie alarmeerde terwijl zij met haar auto stil stond op de A12. Eiseres verklaarde onwel te zijn geworden tijdens het rijden en gaf aan vaker last te hebben van haar evenwicht. De politie meldde dit incident aan het CBR, wat leidde tot de schorsing van haar rijbewijs en het opleggen van een onderzoek naar haar rijvaardigheid.
Eiseres betwistte de feiten zoals neergelegd in het mutatierapport en stelde dat haar rijbewijs ten onrechte was geschorst zonder voorafgaande medische keuring. Tijdens de zitting op 16 februari 2022 werd duidelijk dat eiseres vreesde dat de inhoud van het besluit haar zou kunnen schaden bij toekomstige aanvragen voor rijbewijsverlenging of autoverzekeringen. De rechtbank oordeelde dat het CBR op juiste gronden had gehandeld en dat er geen noodzaak was voor een medisch onderzoek om een duidelijke aanwijzing van geestelijk of lichamelijk disfunctioneren aan te nemen. Eiseres had zelf om medisch onderzoek gevraagd, wat leidde tot de hernieuwde geldigheid van haar rijbewijs op 14 oktober 2020.
De rechtbank concludeerde dat de beroepsgronden van eiseres geen doel troffen en verklaarde het beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 3 maart 2022.