ECLI:NL:RBDHA:2022:1857

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 maart 2022
Publicatiedatum
8 maart 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 7929
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen schorsing rijbewijs en opleggen rijvaardigheidsonderzoek na incident op de A12

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 3 maart 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de schorsing van haar rijbewijs en het opleggen van een rijvaardigheidsonderzoek door het CBR, na een incident op 29 juli 2020 waarbij zij de politie alarmeerde terwijl zij met haar auto stil stond op de A12. Eiseres verklaarde onwel te zijn geworden tijdens het rijden en gaf aan vaker last te hebben van haar evenwicht. De politie meldde dit incident aan het CBR, wat leidde tot de schorsing van haar rijbewijs en het opleggen van een onderzoek naar haar rijvaardigheid.

Eiseres betwistte de feiten zoals neergelegd in het mutatierapport en stelde dat haar rijbewijs ten onrechte was geschorst zonder voorafgaande medische keuring. Tijdens de zitting op 16 februari 2022 werd duidelijk dat eiseres vreesde dat de inhoud van het besluit haar zou kunnen schaden bij toekomstige aanvragen voor rijbewijsverlenging of autoverzekeringen. De rechtbank oordeelde dat het CBR op juiste gronden had gehandeld en dat er geen noodzaak was voor een medisch onderzoek om een duidelijke aanwijzing van geestelijk of lichamelijk disfunctioneren aan te nemen. Eiseres had zelf om medisch onderzoek gevraagd, wat leidde tot de hernieuwde geldigheid van haar rijbewijs op 14 oktober 2020.

De rechtbank concludeerde dat de beroepsgronden van eiseres geen doel troffen en verklaarde het beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 3 maart 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/7929

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 maart 2022 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (het CBR), verweerder
(gemachtigde: drs. M.M. van Dongen).

Procesverloop

Bij besluit van 4 augustus 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres een onderzoek naar haar rijvaardigheid opgelegd en is de geldigheid van haar rijbewijs geschorst.
Bij besluit van 5 november 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft aanvullende stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 februari 2022. Eiseres was aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde
.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1.1.
Op 29 juli 2020 heeft eiseres de politie gealarmeerd terwijl zij met haar auto stilstond op de A12 bij Bleiswijk op de linkerbaan van de rijstrook tegen de vangrail aan. Zij heeft tegenover de politie verklaard onwel te zijn geworden tijdens het rijden. Zij gaf aan vaker last te hebben van haar evenwicht. Na medisch onderzoek werd eiseres gelegenheid gegeven zelf naar huis te rijden. Zij gaf aan er van af te zien om verder te rijden, waarop de politie heeft aangeboden haar naar huis te brengen.
1.2.
De korpschef heeft van dit incident een melding ex artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw 1994) aan het CBR verzonden, omdat ten aanzien van eiseres het vermoeden was ontstaan dat zij niet langer beschikt over de rijvaardigheid vereist voor het besturen van de motorrijtuigen waarvoor het rijbewijs is afgegeven. Naar aanleiding van deze mededeling heeft het CBR krachtens artikel 23 van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid (hierna: de Regeling) een rijvaardigheidsonderzoek aan eiseres opgelegd en is de geldigheid van het rijbewijs geschorst.
1.3
Eiseres heeft zelf haar medische situatie laten checken en de uitkomst daarvan was voor verweerder reden het rijbewijs op 14 oktober 2020 weer geldig te verklaren.
Wat vindt eiseres?
2. Eiseres voert aan dat het vermoeden dat zij niet langer beschikt over de vereiste rijvaardigheid ten onrechte door verweerder is aangenomen. Ten eerste betwist eiseres de feiten en omstandigheden neergelegd in het mutatierapport. Anders dan in het mutatierapport is vermeld, is zij haar zicht niet kwijtgeraakt op de weg en heeft zij nooit een licht gevoel in haar hoofd gehad. Ten tweede is de geldigheid van haar rijbewijs geschorst zonder dat eiseres hieraan voorafgaand een medische keuring heeft ondergaan. De artsen, waaronder haar neuroloog, hebben na onderzoek immers geen afwijkende aandoeningen vastgesteld.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3.1.
Op de zitting is gebleken dat eiseres in de kern samengevat vreest dat de inhoud van het besluit haar zal worden tegengeworpen als zij in de toekomst een aanvraag om de verlenging van haar rijbewijs doet of gevolgen kan hebben voor behouden van een autoverzekering.
3.2.
De rechtbank stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit, in het verweerschrift, de aanvulling daarop en ter zitting expliciet heeft toegelicht dat bij eiseres alleen sprake is geweest van een tijdelijk lichamelijk disfunctioneren, en niet van geestelijke disfuncties. Eiseres mag er daarom vanuit gaan dat het incident van 29 juli 2020 op zichzelf genomen niet aan een rijbewijsverlenging of een autoverzekering in de weg staat.
3.3.
Of de inhoud van het mutatierapport volledig juist is kan in het midden blijven. Eiseres heeft zelfstandig de beslissing genomen dat na het incident duidelijk moest worden of het verantwoord was of zij auto kon blijven rijden. Zij heeft haar huisarts gevraagd om verwijzing voor nader medisch onderzoek. De uitkomst daarvan leidde ertoe dat verweerder het rijbewijs opnieuw geldig verklaarde
3.4.
De rechtbank stelt vast dat verweerder de in het mutatierapport over eiseres opgenomen omstandigheden op juiste gronden als een
duidelijke aanwijzingvan een
mogelijkgeestelijk of lichamelijk niet goed functioneren van een bestuurder heeft opgevat. Anders dan eiseres meent is een medisch onderzoek voor het aannemen van een duidelijke aanwijzing niet nodig. Nu eiseres na het incident zelf om specialistisch medisch onderzoek heeft verzocht overweegt de rechtbank dat verweerder en eiseres hierover in wezen geen andere opvatting hebben. Verweerder diende daarom een onderzoek naar de geschiktheid op te leggen.
3.5
De slotsom is dat de beroepsgronden geen doel treffen.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Abdolbaghai, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.