Uitspraak
Rechtbank den haag
[eisende partij sub 2]te [plaats 1] ,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 24 februari 2022, gaat het om een kort geding tussen twee buren die een overeenkomst hebben gesloten voor het gebruik van bergingen. De eisende partij, aangeduid als [eisende partij sub 1 c.s.], heeft de berging met [nummer 1] in gebruik, terwijl de gedaagde partij, [gedaagde], gebruik maakt van de berging met [nummer 2]. De eisende partij wenst de gebruiksruil ongedaan te maken in verband met een op handen zijnde verkoop van zijn woning. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij rechthebbende is tot de berging met [nummer 1] en dat de gedaagde partij op basis van een overeenkomst gebruik maakt van deze berging. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de voorwaarden voor beëindiging van de gebruiksruil zijn vervuld, aangezien de eisende partij een koopovereenkomst heeft gesloten met zijn dochter voor de woning die aan de berging met [nummer 1] is verbonden. De voorzieningenrechter heeft de gedaagde partij bevolen om de berging met [nummer 1] binnen twee maanden te ontruimen en terug te brengen in de oorspronkelijke staat. Tevens is bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad.