ECLI:NL:RBDHA:2022:1844

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 maart 2022
Publicatiedatum
8 maart 2022
Zaaknummer
NL21.19965
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag met betrekking tot mensenhandel en bedenktijd

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 maart 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de aanvraag van eiseres om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is afgewezen. Eiseres, een Nigeriaanse vrouw, had op 8 september 2021 asiel aangevraagd, onder andere omdat zij betrokken was bij de End-Sars protesten in Nigeria en problemen ondervond als gevolg daarvan. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 16 december 2021 afgewezen als kennelijk ongegrond, zonder eiseres bedenktijd te geven om aangifte van mensenhandel te doen. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen hoger beroep is ingesteld tegen een eerdere uitspraak van 11 november 2021, waarin de rechtbank al had geoordeeld dat het asielrelaas van eiseres niet geloofwaardig was. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris in overeenstemming met de geldende richtlijnen heeft gehandeld door geen bedenktijd te bieden, aangezien eiseres rechtmatig in Nederland verbleef. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.19965

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A. Simicevic),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. P.M.W. Jans).

ProcesverloopBij besluit van 16 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL21.19966, op 3 februari 2022 in Breda op zitting behandeld.Eiseres en haar gemachtigde zijn, met bericht vooraf, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en heeft de Nigeriaanse nationaliteit.
2. Op 8 september 2021 heeft eiseres in Nederland een asielaanvraag ingediend. Eiseres heeft hieraan ten grondslag gelegd dat zij problemen ondervond in Nigeria omdat zij daar meedeed aan End-Sars protesten en hierbij een leidende rol had.
De gemachtigde van eiseres heeft gewezen op indicaties voor mensenhandel. Eiseres is vervolgens op 1 oktober 2021 gezien door het zogeheten sluisteam van de Koninklijke Marechaussee.
3. Verweerder heeft de asielaanvraag bij besluit van 3 oktober 2021 afgewezen als kennelijk ongegrond. Verweerder vindt het asielrelaas ongeloofwaardig. Verweerder stelt zich bovendien op het standpunt dat er tijdens het gesprek met het sluisteam geen indicatoren naar voren zijn gekomen die wijzen op mensenhandel. Om die reden heeft verweerder aan eiseres geen bedenktijd gegeven voor het doen van aangifte van mensenhandel.
4. De rechtbank heeft in de uitspraak van 11 november 2021 [1] het door eiseres tegen het besluit van 3 oktober 2021 ingestelde beroep gegrond verklaard en dit besluit vernietigd. De rechtbank overweegt dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het asielrelaas van eiseres niet geloofwaardig is. Ook overweegt de rechtbank dat er de geringste aanwijzingen zijn voor mensenhandel en dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom aan eiseres geen bedenktijd voor het doen van aangifte van mensenhandel hoefde te worden gegeven. Verweerder heeft geen advies van het sluisteam en geen verslag van het gesprek tussen eiseres en dit team overgelegd. De korte weergave van het gehouden gesprek in het bestreden besluit vindt de rechtbank onvoldoende om de aanwijzingen voor mensenhandel te weerleggen.
5. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres bij het bestreden besluit opnieuw afgewezen als kennelijk ongegrond. [2] Daarnaast heeft verweerder besloten om eiseres niet ambtshalve een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen op de grond dat zij slachtoffer of slachtoffer-aangever is van mensenhandel. Eiseres is een vertrektermijn onthouden en er is een inreisverbod opgelegd.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat aan eiseres geen bedenktijd hoefde te worden gegeven. Eiseres had rechtmatig verblijf omdat zij in afwachting was van een beslissing op haar asielaanvraag. De bedenktijd wordt alleen gegeven aan vreemdelingen die niet rechtmatig in Nederland verblijven.
Beroepsgronden
6. Volgens eiseres had haar, ondanks dat zij rechtmatig verblijf had, een bedenktijd moeten worden gegeven om zich te beraden of zij aangifte van mensenhandel wil doen. Het bestreden besluit is daarom in strijd met Werkinstructie 2021/16 en met de Verblijfsregeling Mensenhandel. Verweerder had bovendien overeenkomstig de uitspraak van de rechtbank het advies van het sluisteam en het verslag van het gesprek met het sluisteam moeten overleggen. Daarnaast heeft eiseres een nadere onderbouwing gegeven van de door haar gestelde problemen vanwege haar betrokkenheid bij de End-Sars protesten. Ze stelt nu in het bezit te zijn van een originele uitgave van het eerder in kopie overgelegde “The Hippo Magazine”. Hieruit blijkt dat zij op een “most-wanted” lijst van de Nigeriaanse regering staat.
(On)geloofwaardigheid asielrelaas
7. De rechtbank stelt vast dat er geen hoger beroep is ingesteld tegen de uitspraak van deze rechtbank van 11 november 2021. Daarmee staat in rechte vast dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het asielrelaas van eiseres niet geloofwaardig is. Dat betekent dat de rechtbank de door eiseres in deze procedure aangevoerde beroepsgronden, voor zover die zich richten op de geloofwaardigheid van de door haar gestelde problemen vanwege haar betrokkenheid bij de End-Sars protesten, inclusief het door haar in dat kader overgelegde document, niet kan beoordelen. Het staat eiseres vrij om met verwijzing naar dat document, een opvolgende asielaanvraag in te dienen.
Bedenktijd om aangifte van mensenhandel te doen
8. Op grond van artikel 6, eerste lid, van Richtlijn 2004/81/EG [3] zorgen de lidstaten
ervoor dat mogelijke slachtoffers van mensenhandel een bedenktijd krijgen waarin zij
kunnen beslissen of zij aangifte willen doen van mensenhandel.
In het tweede lid van dit artikel is, voor zover hier van belang, vastgelegd dat tijdens de periode van de bedenktijd het vertrek van het vermoedelijke slachtoffer van mensenhandel uit Nederland wordt opgeschort.
9. Richtlijn 2004/81/EG is geïmplementeerd in de Nederlandse regelgeving. Paragraaf B8/3.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) vermeldt dat de politie reeds bij de geringste aanwijzing dat sprake is van mensenhandel, aan het vermoedelijke slachtoffer bedenktijd aanbiedt. Ook vermeldt deze paragraaf dat de bedenktijd uitsluitend open staat voor vreemdelingen die niet rechtmatig in Nederland verblijven.
10. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of verweerder aan eiseres bedenktijd had moeten geven voor het doen van aangifte van mensenhandel.
Niet in geschil is dat eiseres gedurende haar asielprocedure rechtmatig in Nederland verbleef. [4] De bedenktijd die geboden kan worden, leidt tot uitstel van vertrek en dat is niet nodig bij vreemdelingen die in Nederland rechtmatig verblijf hebben. Gelet hierop en gelet op paragraaf B8/3.1 van de Vc waarin staat vermeld dat de bedenktijd alleen openstaat voor vreemdelingen die niet rechtmatig in Nederland verblijven, heeft verweerder in overeenstemming met de richtlijn en het beleid gehandeld door eiseres geen bedenktijd aan te bieden. Het beroep van eiseres op de Werkinstructie 2021/16 en de Verblijfsregeling Mensenhandel slaagt evenmin. Ook hierin staat namelijk vermeld dat de bedenktijd wordt aangeboden aan mogelijke slachtoffers van mensenhandel die niet rechtmatig in Nederland verblijven. Verweerder heeft in het bestreden besluit bovendien voldoende gemotiveerd waarom aan eiseres geen bedenktijd hoefde te worden gegeven. Verweerder hoefde het verslag van het gesprek van het sluisteam dan ook niet over te leggen. Dit betekent dat verweerder aan eiseres geen bedenktijd had moeten geven voor het doen van aangifte van mensenhandel.
Slotsom
11. De asielaanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Verweerder heeft terecht geen bedenktijd geboden.
12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, uitspraak met nummer ECLI:NL:RBDHA:2021:14729.
2.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d en e, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.Richtlijn 2004/81/EG betreffende de verblijfstitel die in ruil voor samenwerking met de bevoegde autoriteiten wordt afgegeven aan onderdanen van derde landen die het slachtoffer zijn van mensenhandel of hulp hebben gekregen bij illegale immigratie.
4.Op grond van artikel 8, aanhef en onder f, van de Vw.