ECLI:NL:RBDHA:2022:1841

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 maart 2022
Publicatiedatum
8 maart 2022
Zaaknummer
NL21.19966
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 maart 2022 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een Nigeriaanse vrouw, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 16 december 2021 was afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 3 februari 2022 in Breda, maar verzoekster en haar gemachtigde zijn niet verschenen. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat er geen noodzaak meer is voor een voorlopige voorziening, aangezien er op dezelfde dag een uitspraak is gedaan in een gerelateerde zaak (NL21.19965). Hierdoor is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, in aanwezigheid van griffier mr. N.F. Kreeftmeijer, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.19966

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[Naam], verzoekster

v-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. A. Simicevic),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. P.M.W. Jans).

Procesverloop

Bij besluit van 16 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, tezamen met de zaak NL21.19965, op 3 februari 2022 op zitting in Breda behandeld. Verzoekster en de gemachtigde van verzoekster zijn, met bericht vooraf, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verzoekster is geboren op [geboortedatum] en heeft de Nigeriaanse nationaliteit.
2. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL21.19965, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.N.F. Kreeftmeijer, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.