In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 2 maart 2022, heeft de voorzieningenrechter uitspraak gedaan op het verzoek van de verzoeker, die een terugkeerbesluit had ontvangen van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het verzoeker, met V-nummer [Nummer], had beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 23 februari 2022 in Breda, waar verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. P.Th. van Alkemade, terwijl de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. R.P.G. van Bel.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er op dezelfde dag een uitspraak is gedaan in de bodemzaak, zaaknummer NL22.1152, waarbij het beroep van verzoeker gegrond is verklaard. Gezien deze uitspraak zag de voorzieningenrechter geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen en heeft hij het verzoek afgewezen. Echter, in het kader van de gegrondverklaring van het beroep, heeft de voorzieningenrechter verweerder wel veroordeeld tot betaling van de proceskosten die verzoeker heeft gemaakt. Deze kosten zijn vastgesteld op € 759, welke vergoeding aan de rechtsbijstandverlener moet worden betaald, aangezien aan verzoeker een toevoeging is verleend.
De uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, in aanwezigheid van griffier mr. N.H. de Zeeuw, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.