ECLI:NL:RBDHA:2022:1828

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 maart 2022
Publicatiedatum
8 maart 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 1370
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige woningsluiting door burgemeester wegens overlast en verstoring openbare orde

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de burgemeester van Zoeterwoude. Eiseres, die haar woning huurt, werd geconfronteerd met een sluiting van haar woning voor de duur van zes maanden op basis van artikel 174a van de Gemeentewet. De burgemeester had deze maatregel genomen vanwege vermeende overlast en verstoring van de openbare orde, die volgens de burgemeester door eiseres zou zijn veroorzaakt. Eiseres betwistte de sluiting en stelde dat er geen sprake was van een ernstige verstoring van de openbare orde, maar eerder van een hoogopgelopen burenruzie. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de sluiting onderzocht, waaronder de gedragingen van eiseres en de rapportages van de politie. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester niet bevoegd was om de woning te sluiten, omdat niet was aangetoond dat de gedragingen van eiseres een ernstige bedreiging voor de openbare orde vormden. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en herstelde de situatie door het primaire besluit te herroepen. Tevens werd de burgemeester veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/1370

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 maart 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

(gemachtigde: mr. S. van der Eijk),
en

de burgemeester van Zoeterwoude, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Oskam).

Procesverloop

Bij besluit van 28 augustus 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de woning van eiseres te [plaats] (hierna: de woning) op grond van artikel 174a van de Gemeentewet met ingang van 28 augustus 2020 voor een periode van zes maanden gesloten.
Bij besluit van 6 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De zitting was op 5 januari 2022. De gemachtigde van eiseres was ter zitting aanwezig. Namens verweerder hebben mr. E. Oskam, [A] , [B] en [C] door middel van een beeldverbinding aan de zitting deelgenomen.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst. Daarna heeft de gemachtigde van eiseres gereageerd op de bijlagen bij de pleitaantekeningen van de gemachtigde van verweerder. De gemachtigde van verweerder heeft vervolgens gereageerd.
Geen van de partijen heeft binnen de door de rechtbank gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht nader ter zitting te worden gehoord. De rechtbank heeft daarop het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gesloten.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres huurt de woning vanaf 7 mei 2020. Eiseres is zeer gevoelig voor prikkelingen, fel licht en geluid. Aan eiseres is een indicatie ‘beschermd wonen’ afgegeven, maar zij wilde daarvan geen gebruik maken. Uit de dossierstukken blijkt dat de spanningen tussen eiseres en omwonenden opliepen. Eiseres ervaart (geluids)overlast van verschillende buren. Verschillende buren ervaren overlast van eiseres.
Op 31 juli 2020 heeft verweerder een brief aan eiseres verzonden waarin verweerder zorgen heeft geuit over het welbevinden van eiseres en de spanningen tussen haar en de buren. Eiseres is bij deze brief uitgenodigd voor een gesprek. Eiseres is niet op deze uitnodiging ingegaan.
Op 27 augustus 2020 heeft de politie een bestuurlijke rapportage opgemaakt gezien het hoge aantal politiebemoeienissen (hierna: de bestuurlijke rapportage). Daarin zijn onder meer de volgende incidenten opgenomen. Op 4 juli 2020 heeft eiseres buurtbewoners bedreigd en beledigd. Daarnaast heeft zij met een stok staan zwaaien en een regenpijp vernield. Op 21 juli 2020 heeft eiseres overlast veroorzaakt en over een schutting geschreeuwd. Hierbij heeft eiseres haar buren gefilmd en dreigende woorden naar omwonenden geuit. Op 22 juli 2020 heeft eiseres opnieuw overlast veroorzaakt en omwonenden bedreigd. Daarbij heeft eiseres met een slipper naar een bejaarde man gegooid. Toen de politie bij haar aanbelde deed ze niet open.
Op 25 augustus 2020 heeft eiseres gedurende de nachtelijke uren, op de ramen gebonkt en staan schreeuwen en schelden naar de buren. Naar aanleiding van dit incident is de politie de woning van eiseres binnengetreden en is eiseres overgebracht naar de Psychiatrische Eerste Hulp (hierna: PEH). Op 26 augustus 2020 heeft de officier van justitie een verzoek ingediend tot voortzetting van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Bij beschikking van 31 augustus 2020 heeft deze rechtbank het verzoek afgewezen.
Bij het primaire besluit heeft verweerder op basis van de bestuurlijke rapportage besloten de woning van eiseres te sluiten voor een periode van zes maanden met ingang van 28 augustus 2020.
In de bestuurlijke rapportage concludeert de politie dat de situatie dusdanig is dat de politie niet kan instaan voor de veiligheid van eiseres, mocht zij naar haar woning terug keren en de omwonenden en/of de familie van de omwonenden zich tegen eiseres keren. De politie adviseert verweerder de woning te sluiten voor de duur van zes maanden.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard, met dien verstande dat verweerder van mening blijft dat, bij terugkeer van eiseres naar de woning, ook gevaar ontstaat voor de veiligheid van eiseres zelf. Deze dreiging acht verweerder echter niet doorslaggevend voor het genomen besluit.
Wat zijn de regels?
2. De tekst van artikel 174a van de Gemeentewet is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Wat vindt verweerder?
3. Verweerder vindt dat de in de bestuurlijke rapportage beschreven gedragingen van eiseres een onaanvaardbare vorm hebben aangenomen en zijn te kwalificeren als een verstoring van de openbare orde. Eiseres heeft met haar gedragingen, zoals dingen naar mensen gooien, objecten stukslaan, bedreigingen uiten, beeldopnames maken van buren, de grens van het maatschappelijk aanvaardbare overschreden.
In de omgeving van eiseres wonen voornamelijk oudere mensen met een gemiddelde leeftijd van boven de 75 jaar. Deze buurtbewoners ervaren het gedrag van eiseres als bedreigend en onveilig. Daarom moest verweerder met spoed overgaan tot sluiting van de woning en hoefde hij eiseres niet eerst in de gelegenheid te stellen binnen een te stellen termijn maatregelen te treffen waardoor de verstoring van de openbare orde wordt beëindigd. Verweerder onderkent het woonrecht van eiseres, maar in de gegeven omstandigheden weegt het welbevinden van de buurtbewoners zwaarder. De maatregel is zeer ingrijpend maar was de enige mogelijkheid die verweerder ter beschikking stond om de rust in de wijk terug te brengen.
Wat vindt eiseres?
4. Eiseres vindt dat woningsluiting pas is toegestaan als sprake is van een volstrekt onaanvaardbare situatie waarin geen alternatieven meer beschikbaar zijn. Dat is niet het geval. Er was geen sprake van een ernstige verstoring van de openbare orde, maar een hoogopgelopen burenruzie. Eiseres is voor haar gedragingen niet strafrechtelijk vervolgd en er is geen zeer concrete onderbouwing van ernstig wangedrag door eiseres. Er zijn weliswaar tal van beschuldigingen geuit in de richting van eiseres maar er is geen hoor en wederhoor toegepast. Eiseres is ten onrechte niet in de gelegenheid gesteld de strijdige situatie op te heffen zoals artikel 14a, vierde lid, van de Gemeentewet voorschrijft. Eiseres betwist niet dat zij een keer met een slipper in haar hand heeft gestaan, maar wel dat zij deze heeft gegooid. Zij heeft geen objecten stukgeslagen en geen onaanvaardbare bedreigingen geuit. Zij heeft in beperkte mate beeldopnames gemaakt, waartoe een dringende noodzaak bestond. Verweerder heeft de belangen van eiseres, het verliezen van haar woning in coronatijd, niet in het oog gehouden en de belangen van de omwonenden te zwaar laten wegen. Verweerder heeft geen alternatieven onderzocht zoals buurtbemiddeling, mediation of een schriftelijk waarschuwing.
In de bestuurlijke rapportage worden ook gedragingen en incidenten genoemd die niets met de woning van eiseres van doen hebben.
Verweerder heeft de woningsluiting ten onrechte mede gebaseerd op de dreiging dat eiseres iets wordt aangedaan door de omwonenden. Een mogelijk gevaar voor de bewoner zelf kan niet tot sluiting van de woning op grond van artikel 174a van de Gemeentewet leiden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5.1.
Verweerder heeft ter zitting in twijfel getrokken of eiseres nog procesbelang heeft omdat zij heeft gesteld niet meer naar de woning te willen terugkeren.
De rechtbank overweegt dat procesbelang kan worden aangenomen omdat eiseres tot op zekere hoogte aannemelijk heeft gemaakt dat zij door de woningsluiting schade heeft geleden die voor vergoeding in aanmerking zou kunnen komen, zoals kosten van bewoonbaar maken van de woning.
5.2.
Zoals de hoogste bestuursrechter heeft overwogen [1] was in het oorspronkelijke wetsvoorstel inzake de invoeging van artikel 174a in de Gemeentewet (Kamerstukken II 1995/96, 24 699, nr. 2) de in dat artikel neergelegde sluitingsbevoegdheid, naar ook bevestigd werd in de memorie van toelichting (Kamerstukken II 1995/96, 24 699, nr. 3), uitsluitend voorzien om te kunnen optreden tegen verstoring van de openbare orde als gevolg van drugshandel in een woning. Mede naar aanleiding van de opmerkingen van leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal is de reikwijdte van het wetsvoorstel bij nota van wijziging (Kamerstukken II 1996/97, 24 699, nr. 6) verruimd tot niet-drugsgerelateerde verstoringen van de openbare orde. In de nota naar aanleiding van het verslag over het wetsvoorstel (Kamerstukken II 1996/97, 24 699, nr. 5) is daarover echter tevens opgemerkt dat sluiting van een woning slechts gerechtvaardigd kan zijn bij overlast die wat betreft de risico's voor de omgeving te vergelijken is met drugsoverlast. Het moet gaan om overlast die maatschappelijk onaanvaardbare vormen heeft aangenomen en die niet met andere, minder ingrijpende middelen kan worden bestreden, aldus de nota. Bij de totstandkoming van artikel 174a van de Gemeentewet is voorts benadrukt dat de wetgever met "verstoring van de openbare orde" een ernstige bedreiging van de veiligheid en gezondheid van mensen in de directe omgeving van de woning voor ogen heeft gestaan.
5.3.
Uit deze uitspraak van de Afdeling volgt dat verstoring van de openbare orde in de zin van artikel 174a van de Gemeentewet overlast vergt waardoor de veiligheid en gezondheid van mensen in de omgeving van de woning in ernstige mate worden bedreigd. Aan de hand van concrete, objectieve en verifieerbare gegevens moet aannemelijk worden gemaakt dat zich in de woning of op het daarbij behorende erf ernstige gedragingen voordoen en dat daardoor verschillende soorten ernstige overlast zich met grote regelmaat en langdurig voordoen. In het geval dat de burgemeester aannemelijk maakt dat vanuit de woning of het bijbehorende erf de openbare orde rond de woning wordt verstoord, is hij op grond van artikel 174a van de Gemeentewet bevoegd om tot sluiting van de woning over te gaan. Van toepassing van deze bevoegdheid dient de burgemeester echter af te zien indien sluiting van de woning onevenredig zou zijn. In dat verband dient de burgemeester aannemelijk te maken dat de verstoring van de openbare orde niet afdoende kan worden bestreden met minder ingrijpende maatregelen.
5.4.
De rechtbank gaat uit van de juistheid van de inhoud van de bestuurlijke rapportage. Deze is op ambtseed opgemaakt. Eiseres heeft de politie niet te woord willen staan, zodat de politie geen hoor en wederhoor heeft kunnen toepassen.
5.5.
De rechtbank is van oordeel dat de in de bestuurlijke rapportage beschreven gedragingen van eiseres als ernstige verstoring van de openbare orde zijn te kwalificeren. Burengerucht en geluidsoverlast komen in deze samenleving veelvuldig voor en leiden makkelijk tot spanningen. Begrijpelijk is dat verweerder het nodig achtte in te grijpen en de veiligheid en rust in de buurt te herstellen. Daarmee is echter nog niet gegeven dat verweerder bevoegd was tot sluiting van de woning over te gaan.
Verweerder heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zich in de woning of op het daarbij behorende erf ernstige gedragingen hebben voorgedaan, die wat betreft de risico's voor de omgeving te vergelijken zijn met drugsoverlast, zoals bijvoorbeeld wapenhandel of prostitutie, en dat daardoor verschillende soorten ernstige overlast zich met grote regelmaat en langdurig voordoen. Ook heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt dat de verstoring van de openbare orde niet afdoende kan worden bestreden met minder ingrijpende maatregelen. Er is niet gebleken dat een poging is gedaan tot buurtbemiddeling. Ook blijkt niet dat gepoogd is via de woningbouwcorporatie maatregelen te treffen, met als uiterste middel de vordering van de verhuurder tot ontbinding van de huurovereenkomst wegens door eiseres bij omwonenden veroorzaakte overlast.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat de veronderstelde mogelijkheid dat de buurtbewoners geweld zullen gaan gebruiken tegen eiseres, waartegen eiseres beschermd moet worden, niet kan dienen ter onderbouwing van de bevoegdheid van de burgemeester tot sluiting van de woning, omdat dit geen gedragingen zijn die vanuit de woning plaatsvinden.
De rechtbank is concluderend van oordeel dat de verweerder niet bevoegd was op grond van artikel 174a, eerste lid, van de Gemeentewet de woning te sluiten, omdat niet aan de voorwaarden van artikel 174a van de Gemeentewet is voldaan.
5.5.
Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien door het primaire besluit te herroepen.
5.6.
Verweerder moet aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
5.7.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.600,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 541,-, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank :
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.600,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Leijten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Bijlage
Gemeentewet
Artikel 174a
1. De burgemeester kan besluiten een woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te sluiten, indien door gedragingen in de woning of het lokaal of op het erf de openbare orde rond de woning, het lokaal of het erf wordt verstoord.
2. De in het eerste lid genoemde bevoegdheid komt de burgemeester eveneens toe in geval van ernstige vrees voor verstoring van de openbare orde op de grond dat de rechthebbende op de woning, het lokaal of het erf eerder een woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf op een zodanige wijze heeft gebruikt of doen gebruiken dat die woning, dat lokaal of dat erf op grond van het eerste lid is gesloten, en er aanwijzingen zijn dat betrokkene de woning, het lokaal of het erf ten aanzien waarvan hij rechthebbende is eveneens op een zodanige wijze zal gebruiken of doen gebruiken.
3. De burgemeester bepaalt in het besluit de duur van de sluiting. In geval van ernstige vrees voor herhaling van de verstoring van de openbare orde kan hij besluiten de duur van de sluiting tot een door hem te bepalen tijdstip te verlengen.
4. Bij de bekendmaking van het besluit worden belanghebbenden in de gelegenheid gesteld binnen een te stellen termijn maatregelen te treffen waardoor de verstoring van de openbare orde wordt beëindigd. De eerste volzin is niet van toepassing, indien voorafgaande bekendmaking in spoedeisende gevallen niet mogelijk is.
5. De artikelen 5:25 tot en met 5:28 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing. De burgemeester kan van de overtreder de ingevolge artikel 5:25 van de Algemene wet bestuursrecht verschuldigde kosten invorderen bij dwangbevel.

Voetnoten

1.Uitspraak van 16 februari 2011 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), ECLI:NL:RVS:2011:BP4697