Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[Naam], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
ProcesverloopBij besluit van 16 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond.
Overwegingen
Eiser voert tegen het bestreden besluit het volgende aan. Ten onrechte is ongeloofwaardig geacht dat eiser is bedreigd door zijn kleinkinderen wegens het bezitten van een bijbel. De bijbel die eiser in zijn bezit had betreft geen door de overheid uitgegeven, gecensureerde versie. Verweerder heeft ten onrechte de gevolgen hiervan niet betrokken bij het bestreden besluit. Eiser verwijst voorts naar de zienswijze, waarin hij heeft aangevoerd dat zijn kleinkinderen strenggelovig zijn en hem willen straffen voor zijn afvalligheid. Gelet op hoe de Iraanse maatschappij en overheid met afvalligen omgaan is de vrees van eiser voor vervolging of een behandeling in strijd met artikel 4 van het Handvest [5] niet ongegrond. Daarnaast heeft verweerder onvoldoende onderzocht of hij in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM. Aan eiser is uitstel van vertrek verleend op grond van artikel 64 van de Vw, waardoor het niet begrijpelijk is dat verweerder niet erkent dat eiser afhankelijk is van de zorg van zijn in Nederland wonende dochters en dat sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiser en deze dochters.