ECLI:NL:RBDHA:2022:1748
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering na medisch onderzoek en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.J. Bakker, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door C. Schravesande. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), welke aanvraag door verweerder was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres zich op 21 oktober 2014 ziekmeldde en dat zij op 4 februari 2019 een WIA-uitkering aanvroeg. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 15,30%, wat onder de drempel van 35% ligt. Eiseres heeft aangevoerd dat haar medische klachten, waaronder een vitamine B12-tekort en PTSS, niet adequaat zijn beoordeeld en dat er meer beperkingen hadden moeten worden aangenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML).
De rechtbank heeft overwogen dat de besluiten van verweerder zijn gebaseerd op rapportages van verzekeringsartsen die zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de medische bevindingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep te betwisten. Eiseres heeft niet voldoende medische onderbouwing gepresenteerd om aan te tonen dat de beoordeling van haar arbeidsongeschiktheid onjuist was. De rechtbank concludeert dat de FML de mogelijkheden van eiseres correct weergeeft en dat er geen reden is om te twijfelen aan de geschiktheid voor de geduide functies.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.