ECLI:NL:RBDHA:2022:1748

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 februari 2022
Publicatiedatum
7 maart 2022
Zaaknummer
SGR 20/8025
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering na medisch onderzoek en beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.J. Bakker, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door C. Schravesande. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), welke aanvraag door verweerder was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres zich op 21 oktober 2014 ziekmeldde en dat zij op 4 februari 2019 een WIA-uitkering aanvroeg. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 15,30%, wat onder de drempel van 35% ligt. Eiseres heeft aangevoerd dat haar medische klachten, waaronder een vitamine B12-tekort en PTSS, niet adequaat zijn beoordeeld en dat er meer beperkingen hadden moeten worden aangenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML).

De rechtbank heeft overwogen dat de besluiten van verweerder zijn gebaseerd op rapportages van verzekeringsartsen die zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de medische bevindingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep te betwisten. Eiseres heeft niet voldoende medische onderbouwing gepresenteerd om aan te tonen dat de beoordeling van haar arbeidsongeschiktheid onjuist was. De rechtbank concludeert dat de FML de mogelijkheden van eiseres correct weergeeft en dat er geen reden is om te twijfelen aan de geschiktheid voor de geduide functies.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/8025

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 februari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.J. Bakker)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: C. Schravesande).

Procesverloop

In het besluit van 2 september 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 4 april 2019 afgewezen.
In het besluit van 10 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 17 januari 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiseres heeft telefonisch aan de zitting deelgenomen, bijgestaan door haar gemachtigde. Gemachtigde van verweerder heeft ook telefonisch deelgenomen aan de zitting.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres werkte voorheen als allround medewerker/hostess bij McDonalds voor ongeveer 29,40 uur per week. Zij heeft zich voor het eerst ziekgemeld per 21 oktober 2014. Eiseres ontving per 30 oktober 2018 een uitkering op grond van de Ziektewet en heeft op
4 februari 2019 een uitkering op grond van de WIA aangevraagd. Eiseres heeft onder andere lage rugklachten, bekkenklachten, schouderklachten, hoofdpijnklachten en psychische/vermoeidheidsklachten. Aan de hand van de door de verzekeringsarts aangenomen beperkingen heeft de arbeidsdeskundige de volgende functies geselecteerd: samensteller kunststof en rubberproducten (SBC-code 271130), productiemedewerker industrie (samenstellen van producten, SBC-code 111180) en administratief ondersteunend medewerker (SBC-code 315100). Gelet op het bedrag dat eiseres volgens verweerder in deze functies kan verdienen heeft verweerder het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres vastgesteld op 15,30%. Omdat dit minder is dan 35% heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een WIA-uitkering afgewezen. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Wat zijn de standpunten van partijen?
2. Verweerder heeft zich – samengevat weergegeven – op het standpunt gesteld dat de belastbaarheid van eiseres correct is vastgesteld en er geen aanleiding is om op de datum in geding (4 april 2019) een urenbeperking aan te nemen voor de psychische klachten dan wel vanwege een vitamine B12-tekort.
3. Eiseres is het niet eens met verweerder en heeft in beroep – samengevat weergegeven – het volgende aangevoerd. Uit de medische stukken blijkt dat eiseres op de datum in geding een tekort had een vitamine B12. Daarmee is het energieverlies van eiseres medisch geobjectiveerd. Daarnaast leidt ook PTSS tot energieverlies. Ook uit het dagverhaal volgt dat eiseres overdag regelmatig moet rusten. Op grond van de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid (hierna: de Standaard) had verweerder een urenbeperking moeten aannemen vanwege een stoornis in de energiehuishouding. Ter zitting heeft eiseres nog aangevoerd dat verweerder ook in haar lichamelijke klachten aanleiding had moeten zien om meer of verdergaande beperkingen aan te nemen in de FML.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank stelt voorop dat verweerder besluiten over arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapportages van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Dit betekent niet dat deze rapportages en de daarop gebaseerde besluitvorming in beroep onaantastbaar zijn. Het is aan eiseres om aan te voeren en, zo nodig, aannemelijk te maken dat de rapportages niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, onvoldoende begrijpelijk zijn, of dat de in de rapportages gegeven beoordeling onjuist is. Voor het aannemelijk maken dat de gegeven medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapportage van een arts nodig. Dit betekent dat de manier waarop eiseres zelf haar gezondheidsklachten ervaart, niet voldoende is om een hogere mate van arbeidsongeschiktheid aan te nemen.
5. De primaire verzekeringsarts heeft op 25 juni 2019 en op 2 augustus 2019 rapportages opgesteld. Daaruit blijkt dat eiseres op het spreekuur is gezien op 25 juni 2019. Tijdens dit spreekuur is eiseres psychisch en lichamelijk onderzocht. Ook heeft de primaire verzekeringsarts dossierstudie verricht en informatie opgevraagd bij de internist. Uit deze rapportages blijkt dat de primaire verzekeringsarts alle klachten van eiseres (rugklachten, bekkenklachten, schouderklachten, hoofdpijn/migraine en psychische klachten) bij de beoordeling heeft betrokken. Volgens de primaire verzekeringsarts is sprake van verminderde benutbare mogelijkheden als rechtstreeks gevolg van ziekte of gebrek. De beperkingen van eiseres zijn opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van
26 augustus 2019.
6. Naar aanleiding van het bezwaarschrift van eiseres heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 3 november 2020 een rapport uitgebracht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de bevindingen gebaseerd op dossierstudie. Ook is de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanwezig geweest bij de hoorzitting op
26 augustus 2020 en heeft hij medische informatie opgevraagd bij de neuroloog en huisarts van eiseres. De verzekeringsarts bezwaar en beroep komt in zijn rapport tot de conclusie dat er geen reden is om af te wijken van het oordeel van de primaire verzekeringsarts. Er is voldoende rekening gehouden met de klachten van eiseres. De FML geeft de mogelijkheden van eiseres daarom correct weer.
7. De rechtbank ziet geen aanleiding om de medische bevindingen en de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onjuist te achten. Er zijn naar het oordeel van de rechtbank geen aanwijzingen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de klachten van eiseres niet serieus heeft onderzocht. In dit kader acht de rechtbank het van belang dat informatie van de behandelaars van eiseres is opgevraagd en betrokken bij de beoordeling. Verder blijkt uit de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat alle klachten van eiseres in de beoordeling zijn betrokken en alle beschikbare informatie die zich reeds in het dossier bevond is meegenomen in de beoordeling.
8. De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog dat verweerder een urenbeperking had moeten aannemen in verband met haar vermoeidheidsklachten. Deze vermoeidheid wordt volgens eiseres veroorzaakt door haar psychische klachten (PTSS) en een vitamine B12-tekort. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft er naar het oordeel van de rechtbank terecht op gewezen dat uit de ingebrachte medische informatie niet blijkt van een vitamine B12-tekort op de datum in geding (4 april 2019). Dat volgens een door eiseres geraadpleegde website de gemeten waarden – hoewel strikt genomen niet onder de ondergrens – wel zouden kunnen duiden op een vitamine B12-tekort, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende grond om de beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep voor onjuist te houden. In dat verband acht de rechtbank nog van belang – zoals de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn reactie van 7 juli 2021 heeft toegelicht – dat op dit moment overtuigend bewijs ontbreekt dat een lage vitamine B12-spiegel geassocieerd zou kunnen zijn met vermoeidheidsklachten. Met betrekking tot de psychische klachten heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep er naar het oordeel van de rechtbank terecht op gewezen dat daarvoor beperkingen zijn aangenomen in de FML in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren. Ook zijn bij het medisch onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen kenmerken geconstateerd van een stemmings- of depressieve stoornis, dan wel voor psychopathologie en/of ernstige persoonlijkheidsproblematiek. Eiseres heeft niet met medische informatie onderbouwd waarom er – bovenop de al aangenomen beperkingen – een urenbeperking moet worden aangenomen in verband met de psychische klachten. Dat trauma- en stressstoornissen genoemd worden in de Standaard is daartoe naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf onvoldoende.
9. Voor zover eiseres in beroep betoogt dat verweerder ook meer en verdergaande beperkingen had moeten aannemen in verband met haar lichamelijke klachten merkt de rechtbank nog het volgende op. Het medisch onderzoek is naar het oordeel van de rechtbank volledig en zorgvuldig geweest (zie overweging 7). Alle klachten van eiseres (dus óók de lichamelijke klachten) zijn in de beoordeling betrokken en waar nodig zijn beperkingen aangenomen in de FML. Eiseres heeft in beroep geen (medische) stukken ingebracht waaruit volgt dat niet kan worden uitgegaan van de medische onderzoeken zoals ze zijn verricht. De rechtbank volgt eiseres dan ook niet in haar betoog dat verweerder meer of verdergaande beperkingen had moeten aannemen vanwege haar lichamelijke klachten.
10. Uitgaande van de juistheid van de FML ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van eiseres voor de geduide functies.
11. Eiseres heeft verzocht om een deskundige te benoemen. De rechtbank ziet daar – gelet op het vorenstaande – geen aanleiding toe.
Wat is de conclusie van de rechtbank?
12. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.P. Brand, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 februari 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.