ECLI:NL:RBDHA:2022:1745
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van verantwoordelijkheid Italië
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 februari 2022 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. H.C. van Asperen, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin was bepaald dat de asielaanvraag niet in behandeling zou worden genomen omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Tijdens de zitting op 23 februari 2022, waar de verzoeker en zijn gemachtigde niet aanwezig waren, heeft de voorzieningenrechter het verzoek behandeld. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. H. Remerie.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Dit besluit was gebaseerd op de overweging dat er op dezelfde dag een uitspraak was gedaan in een andere zaak (NL22.1627) die betrekking had op het beroep van de verzoeker. Aangezien er inmiddels een uitspraak was gedaan, was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.