Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[naam], eiser V-nummer: [nummer]
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 februari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Eritrese vreemdeling, eiser, die in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 11 februari 2022 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw), omdat er een concreet aanknopingspunt bestond voor een overdracht onder de Dublinverordening en er een significant risico was dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiser betwistte de rechtmatigheid van de bewaring, stellende dat de overdrachtstermijn was verstreken, maar de rechtbank oordeelde dat de termijn op 17 november 2021 was verlengd, omdat eiser met onbekende bestemming was vertrokken. De rechtbank concludeerde dat eiser niet tijdig had gemeld en dat de gronden voor de bewaring voldoende waren. Eiser voerde verder aan dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend handelde, maar ook dit werd door de rechtbank verworpen. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af.