Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[naam 1] bekend als [naam 2], verzoekster
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In de zaak tussen [naam 1] bekend als [naam 2] als verzoekster en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als verweerder, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 februari 2022 uitspraak gedaan. De verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris, dat op 22 oktober 2021 het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaarde. Tevens heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:81 en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan buiten zitting.
De voorzieningenrechter overweegt dat er in dit geval geen aanleiding is om de gevraagde voorlopige voorziening te treffen. Dit is gebaseerd op het feit dat er op dezelfde dag een uitspraak is gedaan in een gerelateerde zaak (zaaknummer NL21.17926), die betrekking heeft op het beroep waar het verzoek om een voorlopige voorziening op is gebaseerd. Aangezien het verzoek kennelijk ongegrond is, wordt het afgewezen. Daarnaast is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, in aanwezigheid van mr. J. de Winter als griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.