ECLI:NL:RBDHA:2022:1712

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 februari 2022
Publicatiedatum
4 maart 2022
Zaaknummer
NL21.17927
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak

In de zaak tussen [naam 1] bekend als [naam 2] als verzoekster en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als verweerder, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 februari 2022 uitspraak gedaan. De verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris, dat op 22 oktober 2021 het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaarde. Tevens heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:81 en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan buiten zitting.

De voorzieningenrechter overweegt dat er in dit geval geen aanleiding is om de gevraagde voorlopige voorziening te treffen. Dit is gebaseerd op het feit dat er op dezelfde dag een uitspraak is gedaan in een gerelateerde zaak (zaaknummer NL21.17926), die betrekking heeft op het beroep waar het verzoek om een voorlopige voorziening op is gebaseerd. Aangezien het verzoek kennelijk ongegrond is, wordt het afgewezen. Daarnaast is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, in aanwezigheid van mr. J. de Winter als griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.17927

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam 1] bekend als [naam 2], verzoekster

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A.W.M. van de Wouw),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovács).

Procesverloop

Verweerder heeft bij besluit van 22 oktober 2021 (het bestreden besluit) het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Zij heeft verder de
voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:81 en artikel 8:83, derde lid, van de Awb [1] uitspraak buiten zitting.

Overwegingen

1. In dit geval is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening, nu bij uitspraak van vandaag (zaaknummer NL21.17926) is beslist op het beroep waarop dit verzoek om een voorlopige voorziening betrekking heeft. Het verzoek is kennelijk ongegrond en wordt daarom afgewezen.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt middels geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.