ECLI:NL:RBDHA:2022:1708
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In de zaak tussen verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. H.J. Metselaar, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 februari 2022 uitspraak gedaan. Verzoekster had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris op 30 juni 2021 was afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 14 januari 2022 in Middelburg, waar verzoekster en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris en een tolk, T. Mandoreba.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening behandeld, maar heeft dit verzoek afgewezen. Dit gebeurde in samenhang met een andere zaak, NL21.10886, waarin op dezelfde dag uitspraak is gedaan. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier N.A. D’Hoore, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.