ECLI:NL:RBDHA:2022:1706

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 februari 2022
Publicatiedatum
4 maart 2022
Zaaknummer
NL21.17211
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C. van Boven - Hartogh
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering machtiging tot voorlopig verblijf op basis van jongvolwassenenbeleid en afhankelijkheidsrelatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 februari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiseres voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Eiseres, een jongvolwassen vrouw van Surinaamse afkomst, heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die haar aanvraag voor een mvv had afgewezen. De staatssecretaris verklaarde het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond, met de stelling dat het jongvolwassenenbeleid niet van toepassing was omdat eiseres niet in gezinsverband samenleefde met haar moeder, die in Nederland verblijft.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Eiseres is geboren in 2000 en heeft de Surinaamse nationaliteit. Haar moeder, referente, heeft in 2018 een mvv voor eiseres aangevraagd, maar deze aanvraag is afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referente, en dat de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM niet in het voordeel van eiseres uitvalt. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet onterecht heeft geoordeeld dat eiseres niet in aanmerking komt voor de mvv en verklaart het beroep ongegrond.

De rechtbank benadrukt dat de belangenafweging in het kader van het jongvolwassenenbeleid en de afhankelijkheidsrelatie zorgvuldig is uitgevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen objectieve belemmeringen zijn voor eiseres om haar gezinsleven in Suriname voort te zetten, en dat de staatssecretaris terecht heeft overwogen dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een ander besluit rechtvaardigen. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.17211

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.S. Yap),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.M.M. van Gils).

Procesverloop

Bij het besluit van 5 oktober 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de weigering om haar een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) te verlenen kennelijk ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 13 januari 2022 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig [naam], referente.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 2000 en heeft de Surinaamse nationaliteit. Zij is de dochter van referente, die sinds juni 2018 in Nederland verblijft. Ten behoeve van het verblijf van eiseres in Nederland heeft referente op 16 oktober 2018 voor het eerst een mvv voor het verblijfsdoel ‘familie en gezin’ aangevraagd. Deze aanvraag is bij besluit van 14 januari 2019 afgewezen. Dit besluit staat in rechte vast. Op 10 februari 2021 heeft referente wederom een aanvraag voor een mvv ingediend. Bij besluit van 1 april 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder deze aanvraag afgewezen.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit kennelijk ongegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder overwogen dat het jongvolwassenenbeleid niet van toepassing is op eiseres, omdat zij niet meer in gezinsverband samenleeft met referente. Referente is namelijk vrijwillig naar Nederland vertrokken en heeft eiseres achtergelaten in Suriname. Tussen eiseres en referente is voorts geen sprake van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie en dus ook geen familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. [1] De mvv-aanvraag van de minderjarige zus van eiseres is wel ingewilligd, maar dit maakt niet dat de weigering om verblijf van eiseres in Nederland toe te staan in strijd is met artikel 8 van het EVRM. De door verweerder in dit kader gemaakte belangenafweging valt namelijk in het nadeel uit van eiseres.
3. Eiseres voert daartegen aan dat verweerder ten onrechte het jongvolwassenenbeleid niet heeft toegepast. Weliswaar had het vertrek van referente naar Nederland in juni 2018 een vrijwillig karakter, maar haar intentie was om haar kinderen ook mee te nemen. Dat was toen feitelijk niet mogelijk. Verweerder heeft bij de beoordeling van de aanvraag onvoldoende rekening gehouden met de gezinssituatie ten tijde van het vertrek van referente. Hierbij is ook relevant dat referente in 2018 al een aanvraag heeft ingediend voor een mvv voor eiseres. Referente is daarna verwikkeld geraakt in relatieproblematiek met haar Nederlandse partner en verkeerde een tijdlang in onzekerheid of zij in Nederland mocht blijven. Subsidiair voert eiseres aan dat wel sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen haar en referente. Zij verwijst daarbij naar de in bezwaar overgelegde verklaring van haar huisarts van 29 mei 2021, waaruit blijkt dat eiseres voor alle steun afhankelijk is van referente. Verder acht eiseres van belang dat haar minderjarige zus wel een mvv heeft gekregen en dat zij nu in Nederland verblijft. Er is sprake van hechte persoonlijke banden tussen eiseres en haar zus. Tot slot voert eiseres aan dat verweerder ten onrechte haar en referente niet in bezwaar heeft gehoord.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Jongvolwassenenbeleid
4. Het beleid dat geldt voor jongvolwassenen staat in paragraaf B7/3.8 van de Vc. [2] Volgens dit beleid, voor zover hier van belang, neemt verweerder familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM tussen ouders en hun meerderjarige kinderen alleen aan als het meerderjarige kind jongvolwassen is, met de ouder(s) in gezinsverband samenleeft, niet in zijn eigen onderhoud voorziet en geen zelfstandig gezin heeft gevormd. In andere gevallen wordt familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM tussen ouders en hun meerderjarige kinderen alleen aangenomen als sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie (
more than the normal emotional ties) tussen het meerderjarige kind en zijn of haar ouder(s).
5. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres weliswaar jongvolwassen is, maar dat het jongvolwassenenbeleid niet op haar van toepassing is omdat zij niet in gezinsverband samenleeft met referente. Verweerder heeft van belang mogen achten dat referente in juni 2018 vrijwillig naar Nederland is vertrokken om te verblijven bij haar toenmalige partner. Eiseres woont sinds het vertrek van referente bij familieleden in Suriname. De rechtbank volgt verweerder in het standpunt dat eiseres niet meer met referente samenleefde vanaf het moment dat zij in 2018 Suriname verliet. Verweerder heeft in het verweerschrift niet ten onrechte overwogen dat referente er ook voor had kunnen kiezen om gelijktijdig verblijf in Nederland voor haarzelf en eiseres aan te vragen en tot die tijd bij haar gezin in Suriname te blijven, maar daarvan om haar moverende reden heeft afgezien. Ook heeft verweerder mogen betrekken dat referente pas na twee jaar na de vorige aanvraag een nieuwe aanvraag heeft ingediend. Dat eiseres relatieproblemen had en een tijdlang in onzekerheid verkeerde over haar verblijfsrecht in Nederland, heeft verweerder niet ten onrechte niet aangemerkt als een verschoonbare reden hiervoor. In dit kader heeft verweerder terecht opgemerkt dat eiseres sinds 1 april 2020 wist dat ze haar verblijfsvergunning zou behouden, maar daarna nog tien maanden heeft gewacht met het indienen van de aanvraag. De enkele stelling dat eiseres bezig was met het verzamelen van documenten voor de nieuwe aanvraag doet er niet aan af dat in deze periode de vrijwillige scheiding van eiseres en referente sinds juni 2018 in stand is gehouden.
Een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie
6. Nu eiseres gelet op het bovenstaande niet onder het jongvolwassenenbeleid valt, heeft verweerder terecht beoordeeld of er sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referente.
7. Uit vaste rechtspraak van het EHRM [3] volgt dat de vraag of sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie een vraag is van feitelijke aard. Er kan pas worden gesproken van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie indien er bijkomende elementen van afhankelijkheid zijn. [4] Voor de beoordeling daarvan kunnen verschillende elementen relevant zijn zoals: eventuele samenwoning, de mate van financiële afhankelijkheid, de mate van emotionele afhankelijkheid, de gezondheid van betrokkene en de banden met het land van herkomst.
8. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat niet aannemelijk is gemaakt dat sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referente. Uit de verklaring van de huisarts van eiseres volgt, anders dan eiseres betoogt, niet dat eiseres voor alle steun afhankelijk is van referente. Wel volgt uit deze verklaring dat de band met referente zeer belangrijk is voor eiseres, maar dat is onvoldoende voor de conclusie dat sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen hen. Verweerder heeft er niet ten onrechte op gewezen dat referente eiseres op afstand kan blijven ondersteunen en dat zij elkaar periodiek kunnen bezoeken. In de verklaring van de huisarts staat verder dat eiseres financiële steun krijgt van referente, maar dit is niet nader geconcretiseerd of met stukken onderbouwd. Daarnaast volgt uit de verklaring dat eiseres medische klachten heeft, maar verweerder heeft hierover kunnen overwegen dat niet is gebleken dat eiseres zonder de aanwezigheid van referente niet in staat is zelfstandig te functioneren. Eiseres heeft voorts op geen andere wijze onderbouwd dat sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie.
Hechte persoonlijke banden en de belangenafweging
9. Tussen partijen is niet in geschil dat sprake is van hechte persoonlijke banden tussen
eiseres en haar minderjarige zus. Wel in geschil is of de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM ten onrechte in het nadeel van eiseres is uitgevallen.
10. Verweerder heeft in het bestreden besluit en het verweerschrift alle relevante feiten en omstandigheden kenbaar bij de belangenafweging betrokken en niet ten onrechte de belangenafweging in het nadeel van eiseres laten uitvallen. Daarbij heeft verweerder in het nadeel van eiseres mogen meewegen dat het om een eerste toelating gaat. Bij een eerste toelating rust op Nederland namelijk slechts onder bijzondere omstandigheden een verplichting om de vreemdeling hier verblijf toe te staan. [5] Verder heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat geen bijzondere omstandigheden zijn aangevoerd ten aanzien van de relatie tussen eiseres en haar zus en dat bij de aanvraag juist is aangevoerd dat zij beiden afhankelijk zijn van referente. Verweerder heeft ook terecht erop gewezen dat artikel 8 van het EVRM geen vrije domiciliekeuze inhoudt. Verder heeft verweerder in het nadeel van eiseres mogen meewegen dat het voorzienbaar is dat zij een beroep zal gaan doen op een of meer betaalde voorzieningen gelet op haar leeftijd en gezondheidsproblemen. Ook heeft verweerder kunnen overwegen dat er geen objectieve belemmeringen bestaan om het gezinsleven in Suriname uit te oefenen, omdat referente ook kan terugkeren naar Suriname. Tot slot heeft verweerder in het nadeel van eiseres mogen meewegen dat zij en haar zus sterkere banden hebben met Suriname dan met Nederland.
Hoorplicht
12. Verweerder kan op grond van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb [6] alleen van horen afzien als, naar objectieve maatstaven bezien, op voorhand geen twijfel over mogelijk is dat het bezwaar niet kan leiden tot een ander besluit. Gelet op de inhoud van het primaire besluit en wat daartegen door eiseres is aangevoerd, doet een dergelijke situatie zich hier voor. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Conclusie
13. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven - Hartogh, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden.
2.Vreemdelingencirculaire 2000.
3.Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
4.Onder andere het arrest van 17 april 2012 in de zaak
5.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 mei 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1285.
6.Algemene wet bestuursrecht.