ECLI:NL:RBDHA:2022:1705

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 februari 2022
Publicatiedatum
4 maart 2022
Zaaknummer
AWB 20/3475
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing mvv-aanvraag op basis van onvoldoende onderbouwing van afhankelijkheidsrelatie en verblijfsomstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 februari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een Syrische vrouw die in Saoedi-Arabië woont, had de mvv aangevraagd om bij haar zoon in Nederland te kunnen verblijven. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de aanvraag terecht had afgewezen, omdat eiseres niet had aangetoond dat er sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie met haar zoon. De rechtbank stelde vast dat eiseres in Saoedi-Arabië een verblijfsvergunning had die was verlengd, en dat zij daar over een woning, bankrekening en zorgverzekering beschikte. Dit leidde tot de conclusie dat er geen beschermenswaardig familieleven was in de zin van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet ten onrechte had geconcludeerd dat de belangen van de Nederlandse staat zwaarder wogen dan de belangen van eiseres en haar zoon. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat eiseres bij wijziging van omstandigheden een nieuwe aanvraag kan indienen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/3475
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 25 februari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. M.F. Wijngaarden),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 11 juli 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel “verblijf als familie- of gezinslid bij haar zoon [referent] (referent) in het kader van artikel 8 EVRM [1] ” afgewezen.
Bij besluit van 7 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 januari 2022 tegelijkertijd met de zaak met nummer NL21.19225. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1954 en heeft de Syrische nationaliteit.
1.1
Eiseres heeft de Syrische nationaliteit, maar woont in Saoedi-Arabië. Zij heeft tussen 2008 en 2012 weer in Syrië verbleven, maar daarna is zij teruggekeerd naar Saoedi-Arabië. Daar had zij een verblijfsvergunning met haar zoon [naam 1] als sponsor, maar deze kan zij naar eigen zeggen niet verlengen. Hierdoor heeft zij problemen met de huur van haar woning. Verder stelt zij problemen met haar knie en diabetes te hebben waarvoor zij geen zorg kan krijgen. De reden hiervoor is dat zij door het ontbreken van een verblijfsvergunning geen ziektekostenverzekering heeft. Ook is haar bankrekening bevroren. Alle kinderen van eiseres zijn in Saoedi-Arabië geboren, maar wonen daar inmiddels niet meer. Bovendien zijn alle kinderen meerderjarig. Eiseres is alleen achtergebleven. Referent, de zoon van eiseres, woont sinds 2003 bij zijn partner in Nederland en is hier genaturaliseerd. De man van eiseres is in 2004 in Saoedi-Arabië overleden. [naam 1] woont sinds 2008 bij zijn partner in Nederland en heeft de Nederlandse nationaliteit. De andere zoon van eiseres, [naam 2] , heeft sinds 2013 een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd in Nederland. De dochter van eiseres, [naam 3] , heeft sinds 2015 verblijf in Zweden. De andere dochter van eiseres, [naam 4] , heeft sinds 7 maart 2017 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in Nederland.
1.2
Eiseres heeft op 17 juli 2014 een aanvraag voor nareis ingediend. Deze aanvraag is afgewezen. Het bezwaar hiertegen is door verweerder ongegrond verklaard. Het beroep hiertegen is door de rechtbank ongegrond verklaard [2] . Het hoger beroep is door de Afdeling [3] kennelijk ongegrond verklaard [4] .
1.3
Op 2 januari 2018 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een visum kort verblijf. Deze is afgewezen. Het bezwaar tegen het besluit is kennelijk ongegrond verklaard. Hiertegen is eiser in beroep gegaan. Bij tussenuitspraak van 4 maart 2019 zijn door deze rechtbank en zittingsplaats prejudiciële vragen gesteld [5] . Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft in deze zaak arrest gewezen [6] . Op grond daarvan heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het eerdergenoemde besluit vernietigd en verweerder opgedragen om opnieuw te beslissen op het bezwaar [7] . Verweerder heeft het bezwaar opnieuw kennelijk ongegrond verklaard. Bij uitspraak van vandaag heeft deze rechtbank het beroep tegen deze beslissing ongegrond verklaard [8] .
1.4
Eiseres heeft op 21 mei 2019 de onderhavige aanvraag ingediend. Deze aanvraag is bij het primaire besluit afgewezen. Bij het bestreden besluit is dit bezwaar ongegrond verklaard. Hiertegen is eiseres in beroep gegaan. Dit beroep wordt hier behandeld.
Besluit van verweerder
2. Verweerder meent allereerst dat referent niet meer wordt aangemerkt als jongvolwassene aangezien hij inmiddels 43 jaar oud is. In geschil is dan ook of sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen referent en eiseres. Pas dan is sprake van beschermenswaardig familieleven in de zin van artikel 8 EVRM. Verweerder meent dat dit niet het geval is. Allereerst was er geen beschermenswaardig familieleven in Saoedi-Arabië en is dit evenmin daarna ontstaan. Immers, eiseres en haar man vormden een eigen gezin in Saoedi-Arabië en referent heeft het ouderlijk huis in 2003 verlaten. Referent stelt na het overlijden van zijn vader van 2009/2010 tot 2015 bij zijn moeder in Saoedi-Arabië te hebben verbleven, maar dit is tegenstrijdig met de aanvraag waarin staat dat eiseres tussen 2008 en 2012 in Syrië was. Wat hier ook van zij, is referent in 2015 weer teruggegaan naar Nederland en heeft hij zijn moeder achtergelaten. Na het vertrek van haar kinderen heeft eiseres nog een aantal jaren alleen gewoond. Gelet op het voorgaande meent verweerder dat niet is gebleken dat tot aan het vertrek sprake was van beschermenswaardig familieleven. Dat referent met eiseres onder één dak woonde is daarvoor niet voldoende. Ook wordt namelijk gekeken naar de behoefte aan zorg. Deze is pas na het vertrek van alle kinderen ontstaan. Niet is gebleken dat eiseres ten tijde van het verblijf van referent in Saoedi-Arabië exclusief afhankelijk was van hem. Bovendien heeft referent verklaard dat de verblijfsvergunning van eiseres in Saoedi-Arabië niet verlengd kan worden omdat de verblijfvergunning van [naam 1] , haar sponsor, in 2015 is verlopen. Echter, op de uitdraai van Absher van 14 februari 2020 staat [naam 1] nog ingeschreven als sponsor van eiseres. Ook is er in 2017 een brief van de werkgever van [naam 1] overgelegd waarin staat dat hij sinds 2009 werkzaam is als technicus. Dit is tegenstrijdig met de verklaringen van referent dat de verblijfsvergunning van [naam 1] is verlopen en dat een politieagent gezegd zou hebben dat een aanvraag om verlenging geen kans van slagen heeft omdat [naam 1] niet langer garant kan staan. Er zijn geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat een aanvraag om verlenging is afgewezen of dat eiseres Saoedi-Arabië moet verlaten. Daarnaast zijn er geen objectieve bewijzen overgelegd waaruit blijkt dat het niet langer mogelijk is om eiseres financieel te steunen. Bovendien is het gangbaar dat een meerderjarig kind een ouder financieel ondersteunt. Dit toont op zichzelf dan ook niet een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie aan. Daarnaast heeft eiseres sterkere banden met Syrië en Saoedi-Arabië dan met Nederland. Dat een aantal van haar kinderen in Nederland woont maakt niet dat zij zodanig sterke banden met Nederland heeft dat dit in haar voordeel meegewogen moet worden. Dat referent een belangrijke rol speelt in het leven van eiseres, er hechte en intense familiebanden bestaan en dat er een emotionele band is wordt niet betwist, maar maakt ook niet dat sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Dit geldt ook voor de verklaring dat eiseres mantelzorg nodig heeft. Er is namelijk niet gebleken dat deze mantelzorg alleen door referent gegeven kan worden. Bovendien zijn de medische klachten van eiseres niet met medische verklaringen onderbouwd. Ook zijn er geen objectieve bewijzen overgelegd waaruit blijkt dat eiseres geen woning kan huren in Saoedi-Arabië. Dat eiseres geen toegang zou hebben tot voorzieningen, maakt bovendien niet dat haar toelating op grond van artikel 8 EVRM toekomt. Gelet op het voorgaande komt verweerder tot de conclusie dat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referent. Er is dan ook geen sprake van beschermenswaardig familieleven. Zelfs als dit wel zo zou zijn meent verweerder dat er geen positieve verplichting is om verblijf aan eiseres te verlenen omdat het economisch belang van de Nederlandse staat zwaarder weegt dan de belangen van eiseres en referent om het familieleven in Nederland uit te oefenen. De kosten van de gestelde medische klachten van eiseres zouden namelijk voor de kosten van de staat komen. Dat wordt in het nadeel van eiseres meegewogen. Ook de veiligheidssituatie in Saoedi-Arabië en Syrië maakt niet dat de belangenafweging in het voordeel van eiseres uitvalt nu de persoonlijke belemmeringen van eiseres niet zijn aangetoond, aldus verweerder.
Procesbelang
3. Naast de onderhavige aanvraag, heeft eiseres ook een aanvraag ingediend voor een visum kort verblijf. Deze is afgewezen, het bezwaar is ongegrond verklaard en eiseres is daartegen in beroep gegaan. Deze procedure is tegelijkertijd met de onderhavige zaak op 14 januari 2022 ter zitting behandeld. Ter zitting is gesteld dat in beide zaken procesbelang is, omdat eiseres enerzijds een verblijfsvergunning heeft in Saoedi-Arabië en daarom tijdig terug zal gaan naar Saoedi-Arabië maar het anderzijds onzeker is of haar aflopende verblijfsvergunning verlengd zal worden waardoor zij belang heeft bij het verkrijgen van een mvv. Als de verblijfsvergunning namelijk niet verlengd wordt, gaan alle problemen met betrekking tot haar woning, ziektekostenverzekering en bankrekening weer spelen en heeft eiseres weer belang bij permanent verblijf in Nederland. Gelet op hetgeen door eiseres gesteld neem de rechtbank het procesbelang aan.
Beroepsgronden
4. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en voert hiertegen allereerst aan dat wel degelijk sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referent. Volgens werkinstructie 2019/10 zijn hiervoor namelijk de volgende punten van belang: eventuele samenwoning, de mate van financiële afhankelijkheid, de mate van emotionele afhankelijkheid, de gezondheid van betrokkene en de banden met het land van herkomst. Verweerder miskent allereerst dat eiseres haar verblijfsvergunning niet kan verlengen omdat zij geen sponsor meer heeft. Bij een nieuwe aanvraag riskeert zij bovendien een arrestatie. Dat zij geen brief heeft ontvangen dat zij het land moet verlaten, is gebruikelijk in Saoedi-Arabië. Ook miskent verweerder dat eiseres vanwege het kafalasysteem niet kan werken in Saoedi-Arabië. Zij is voor haar huur en levensonderhoud daarom volledig afhankelijk van de financiële steun van referent. Verweerder heeft onvoldoende onderbouwd waarom dit als gangbaar wordt aangemerkt. Op dit moment is de bankrekening van eiseres bevroren en is het niet mogelijk om op een andere manier geld te sturen. Op een screenshot van de bankrekening staat ook dat de verblijfsvergunning van eiseres is verlopen. Ook heeft verweerder onvoldoende rekening gehouden met de medische klachten van eiseres. Zij heeft middels een medische verklaring aangetoond dat zij diabetes heeft. Het is algemeen bekend dat dit ook klachten aan de voeten, knieën en benen kan veroorzaken. Er is in Saoedi-Arabië niemand die de mantelzorg op zich kan nemen. Eiseres heeft bovendien geen toegang tot ziekenhuizen omdat zij geen verblijfsvergunning heeft. Dat eiseres niet anders is dan andere ouderen in Saoedi-Arabië in haar situatie heeft verweerder onvoldoende onderbouwd. Daarnaast heeft eiseres aangetoond dat zij geen woning kan huren nu zij geen verblijfsvergunning heeft en haar bankrekening is bevroren. Ten aanzien hiervan is een verklaring overgelegd van de verhuurder waaraan verweerder onvoldoende waarde hecht. Verder heeft verweerder ten onrechte gesteld dat eiseres geen sterke banden heeft met Nederland nu bijna al haar kinderen daar wonen. Voorts overweegt verweerder ten onrechte dat er sterke banden zijn met Saoedi-Arabië en Syrië. In Saoedi-Arabië heeft eiseres namelijk geen verblijfsvergunning en in Syrië loopt ze een reëel risico op ernstige schade. Ook is eiseres sinds het overlijden van haar man op emotioneel gebied volledig afhankelijk van referent. Daarnaast miskent verweerder dat referent en eiseres wel degelijk hebben samengewoond. Verweerder is gelet op het bovenstaande ten onrechte tot de conclusie gekomen dat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referent. Er is dan ook wel sprake van beschermenswaardig familieleven.
4.1
Allereerst is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie nu eiseres deze gestelde relatie niet heeft onderbouwd. Verder stelt de rechtbank vast dat in de visumzaak van eiseres is gebleken dat haar verblijfsvergunning inmiddels is verlengd. Deze is geldig tot 22 juni 2022. Hoewel het hier gaat om een ex tunc toets, is inmiddels dus wel gebleken dat eiseres haar verblijfsvergunning heeft verlengd en dat zij een woning, zorgverzekering en een bankrekening heeft. Niet is gebleken dat de verblijfsvergunning niet opnieuw verlengd zou kunnen worden. Daarmee is dus ook niet gebleken dat eiseres niet in Saoedi-Arabië kan blijven. Bovendien heeft eiseres in de visumzaak zelf aangegeven dat zij terug wil naar Saoedi-Arabië. De huidige stand van zaken bevestigt in dit geval wat verweerder al eerder had geconcludeerd over de leefsituatie van eiseres in Saoedi-Arabië. Verweerder is daarom niet ten onrechte niet uitgegaan van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. De beroepsgrond slaagt niet.
5. Zoals hierboven is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat geen sprake is beschermenswaardig gezinsleven. Nu dit het geval is, heeft verweerder de aanvraag kunnen afwijzen en komt de rechtbank niet toe aan de beroepsgronden die zien op de belangenafweging.
6. Hoewel de rechtbank inziet dat het voor referent en eiseres een vervelende situatie is, wordt overwogen dat het hen bij een wijziging van de omstandigheden vrij staat een nieuwe aanvraag te doen.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Terborg-Wijnaldum, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Moes, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2022.
griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:

Rechtsmiddel

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.AWB 14/27626.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4.201507754/1/V1.
5.AWB 18/3951.
6.C-226/19.
7.AWB 18/3951.
8.NL21.19225.