3.4.1De bewijsmiddelen
3.4.1.1 De mobiele telefoons
Aantreffen mobiele telefoons
Op 18 oktober 2021 is de verdachte voor de portiek van zijn woning aan de [adres verdachte] te Den Haag door verbalisanten aangehouden. Eén van deze verbalisanten zag dat de verdachte twee mobiele telefoons die hij in zijn linkerhand hield weggooide in de bosjes. In de bosjes werden twee mobiele telefoons aangetroffen.Beide mobiele telefoons stonden op dat moment aan. De verbalisant zag dat er meerdere berichten binnenkwamen met betrekking tot aankopen op marktplaats.nl en over een bankpas die geblokkeerd was.Deze mobiele telefoons (Apple iPhones) werden voorzien van de SIN-nummers [SIN-nummer] (hierna: toestel 1) en [SIN-nummer] (hierna: toestel 2).
Op de camerabeelden van de aanhouding van de verdachte op 18 oktober 2021 is te zien dat de verdachte vlak na zijn aanhouding met zijn linkerhand een snelle beweging naar links maakt en kennelijk iets weggooit.
In de fouillering van de verdachte werd nog een mobiele telefoon (Apple iPhone) aangetroffen.Deze mobiele telefoon werd voorzien van het SIN-nummer [SIN-nummer] (hierna: toestel 3).
Onderzoek naar de mobiele telefoons
Uit de locatiegegevens van toestel 1 blijkt dat deze vaak gelogd zijn aan de [adres verdachte] te Den Haag. Daarnaast zijn er ook veel locaties geregistreerd van straten rondom de woning van de verdachte.
Van de drie mobiele telefoons zijn de historische gegevens opgevraagd over de periode van 8 augustus 2021 tot en met 19 oktober 2021.
Zowel toestel 1 (imei [IMEI-nummer] ), toestel 2 (imei [IMEI-nummer] ) als toestel 3 (imei [IMEI-nummer] ) hadden als meest aangestraalde mast de [adres] te Den Haag. De woning van de verdachte valt binnen het bereik van deze zendmast.
Verklaring van de verdachte
Ten aanzien van het in zijn fouillering aangetroffen toestel 3 heeft de verdachte verklaard dat hij deze af en toe gebruikte.
3.4.1.2 Zaak 2.1 ( [slachtoffer] )
Aangifte [slachtoffer]
(hierna: [slachtoffer] ) heeft verklaard dat zij op 9 oktober 2021 een advertentie op Marktplaats plaatste voor de verkoop van een paar schoenen. Op 10 oktober 2021 ontving zij via WhatsApp een bericht van ‘ [gebruikersnaam] ’ dat zij geïnteresseerd was in de advertentie. Op 11 oktober 2021 ontving zij rond 11:45 uur van ‘ [gebruikersnaam] ’ een verificatiecode via de app. [slachtoffer] heeft deze link vervolgens naar haar e-mailadres gestuurd en – naar aanleiding van vragen die na het klikken op de link volgden – opdrachten uitgevoerd. Rond 17:30 uur werd [slachtoffer] gebeld door een man die zich voordeed als een medewerker van de fraudeafdeling van de Rabobank. De man bevroeg haar over haar rekeningnummer. Hierop heeft [slachtoffer] de verbinding verbroken.
[slachtoffer] heeft verklaard dat er een bedrag van haar rekening bij de Rabobank is afgeschreven.Dit bedrag betrof € 2.700,-.
Onderzoek mobiele telefoons
Op toestel 1 is een chatgesprek van 10 en 11 oktober 2021 van ‘ [gebruikersnaam] ’ (met het telefoonnummer [telefoonnummer gebruikersnaam] ) met het telefoonnummer van aangeefster [slachtoffer] aangetroffen. Dit betrof het gesprek waarin [slachtoffer] werd opgelicht. Als afleveradres werd door ‘ [gebruikersnaam] ’ het adres [adres gebruikersnaam] te [adres gebruikersnaam] genoemd.
Op toestel 2 zijn in de afbeeldingen screenshots van een geopende internetbankieren applicatie van de rekening van [slachtoffer] aangetroffen. De screenshots waren gemaakt op 11 oktober 2021.
Onderzoek historische gegevens
Uit de historische gegevens van toestel 1 is gebleken dat met deze telefoon op 11 oktober 2021 om 17:09 uur, 17:11 uur en 17: 46 uur door [telefoonnummer] is gebeld naar [telefoonnummer] , het telefoonnummer van [slachtoffer] .
Uit de historische gegevens is ook gebleken dat toestel 1, 2 en 3 zich ten tijde van de oplichting alle drie in de directe omgeving van elkaar bevonden.
3.4.1.3 Zaak 2.2 ( [slachtoffer] )
Aangifte [slachtoffer]
(hierna: [slachtoffer] ) heeft verklaard dat hij op 12 oktober 2021 een bericht ontving van ‘ [gebruikersnaam] ’ die interesse toonde in een door hem aangeboden kinderservies op Marktplaats. ‘ [gebruikersnaam] ’ gaf als afleveradres het adres [adres gebruikersnaam] te [adres gebruikersnaam] op. ‘ [gebruikersnaam] ’ heeft met het telefoonnummer [telefoonnummer gebruikersnaam] vervolgens via WhatsApp bericht op zijn telefoonnummer [telefoonnummer] . [slachtoffer] heeft in verband met de betaling zijn rekeningnummer doorgegeven. ‘ [gebruikersnaam] ’ heeft hem vervolgens een verificatielink gestuurd en [slachtoffer] heeft daarna via deze link een ontvangen TAN-code ingevoerd. [slachtoffer] heeft de handelingen waarom werd verzocht via de link uitgevoerd.
Op 12 oktober 2021 rond 17:15 uur werd [slachtoffer] gebeld door een vrouw genaamd ‘ [gebruikersnaam] ’ van de fraudehelpdesk van de ING. De vrouw vertelde dat er een inbraak was geweest op de rekening van [slachtoffer] en vroeg of zij zijn geld veilig mocht stellen. De vrouw van [slachtoffer] heeft vervolgens in opdracht van ‘ [gebruikersnaam] ’ via internetbankieren een geldbedrag van € 4.863,53 van hun rekening bij de ING overgemaakt naar het rekeningnummer van [tenaamgestelde] .
Onderzoek mobiele telefoons
Op toestel 1 is een chatgesprek van 12 oktober 2021 van ‘ [gebruikersnaam] ’ (met het telefoonnummer [telefoonnummer gebruikersnaam] ) met het telefoonnummer van [slachtoffer] aangetroffen. Dit betrof het gesprek waarin hem een valse link werd gestuurd.
Op toestel 2 zijn in de afbeeldingen meerdere screenshots van een geopende internetbankieren applicatie van de rekening van [slachtoffer] aangetroffen. De screenshots waren gemaakt op 12 oktober 2021.
Onderzoek historische gegevens
Uit de historische gegevens van toestel 2 is gebleken dat met deze telefoon op 12 oktober 2021 om 22:38 uur is gebeld naar [telefoonnummer] , het telefoonnummer van [slachtoffer] .
Uit de historische gegevens is ook gebleken dat toestel 1, 2 en 3 zich ten tijde van de oplichting in de directe omgeving van elkaar bevonden.
3.4.1.4 Zaak 2.3 ( [slachtoffer] )
Aangifte [slachtoffer]
(hierna: [slachtoffer] ) heeft verklaard dat zij op 14 oktober 2021 een advertentie voor kleding op Marktplaats heeft geplaatst. Diezelfde dag kreeg zij een WhatsApp bericht van ‘ [gebruikersnaam] ’, die aangaf geïnteresseerd te zijn. ‘ [gebruikersnaam] ’ gaf als afleveradres [adres gebruikersnaam] te [adres gebruikersnaam] aan en gebruikte telefoonnummer [telefoonnummer gebruikersnaam] . ‘ [gebruikersnaam] ’ gaf vervolgens aan dat zij een link zou sturen voor € 0,01 om te controleren of [slachtoffer] betrouwbaar was. [slachtoffer] heeft de link geopend en de betaling met haar Random Reader afgehandeld.
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij tien minuten later werd gebeld door ‘ [gebruikersnaam] ’ van het fraudeteam van de Rabobank. De vrouw vertelde dat het verstandig zou zijn om de rekening veilig te stellen. Vanaf een 06-nummer ontving [slachtoffer] vervolgens twee links met een bedrag van € 10.000,-. Op verzoek heeft [slachtoffer] de geldbedragen overgemaakt van de spaarrekening naar de lopende rekening. [slachtoffer] zag vervolgens geld verdwijnen van meerdere rekeningen van het gezin. Van meerdere rekeningen is geld naar haar Rabobank rekening overgemaakt, waarvan vervolgens een totaalbedrag van € 22.900,- is afgeschreven.
Onderzoek mobiele telefoons
Op toestel 1 is een chatgesprek van 14 oktober 2021 van ‘ [gebruikersnaam] ’ (met het telefoonnummer [telefoonnummer gebruikersnaam] ) met het telefoonnummer van [slachtoffer] aangetroffen.
Op toestel 2 zijn in de afbeeldingen een aantal screenshots van een geopende internetbankieren applicatie van de rekening van [slachtoffer] aangetroffen.
De screenshots zijn gemaakt rond het tijdstip waarop [slachtoffer] contact had met ‘ [gebruikersnaam] ’.
Onderzoek historische gegevens
Uit de historische gegevens is gebleken dat toestel 1, 2 en 3 zich ten tijde van de feiten in de directe omgeving van elkaar bevonden.
3.4.1.5 Zaak 2.4 ( [slachtoffer] )
Aangifte [slachtoffer]
(hierna: [slachtoffer] ) heeft verklaard dat zij op 9 oktober 2021 een borstkolf op Marktplaats heeft aangeboden. Diezelfde dag werd zij in verband met deze advertentie benaderd door ‘ [gebruikersnaam] ’ met het telefoonnummer [telefoonnummer gebruikersnaam] . De profielfoto van ‘ [gebruikersnaam] ’ betrof een foto van een dame met donkerblond haar. Als afleveradres werd het adres [adres gebruikersnaam] te [adres gebruikersnaam] doorgegeven. [slachtoffer] heeft haar rekeningnummer van de ABN AMRO aan ‘ [gebruikersnaam] ’ doorgegeven. Vervolgens ontving zij een verificatieverzoek van ‘ [gebruikersnaam] ’, waarbij zij aangaf dat zij deze stuurde in verband met eerdere nare ervaringen met Marktplaats. Omdat de eerste link niet werkte, heeft ‘ [gebruikersnaam] ’ na de vraag of [slachtoffer] nog een ander rekeningnummer had een tweede link gestuurd. [slachtoffer] zag even later dat haar ABN AMRO rekeningnummer was geblokkeerd. Van haar rekeningen bij de ABN AMRO en ING was een totaalbedrag van € 826,66 afgeschreven.
Onderzoek mobiele telefoons
Op toestel 1 is een chatgesprek van 9 oktober 2021 van ‘ [gebruikersnaam] ’ (met het telefoonnummer [telefoonnummer gebruikersnaam] ) met het telefoonnummer van [slachtoffer] aangetroffen. Dit betrof het gesprek waarbij de links aan [slachtoffer] zijn verstuurd.
In toestel 2 werden afbeeldingen aangetroffen waarop te zien is dat op de rekening van [slachtoffer] is ingelogd. De afbeelden waren gemaakt op 9 oktober 2021.
Historische gegevens
Uit de historische gegevens is gebleken dat toestel 1, 2 en 3 zich ten tijde van de feiten in de directe omgeving van elkaar bevonden.
3.4.1.6 Zaak 2.6 ( [slachtoffer] )
Aangifte [slachtoffer]
(hierna: [slachtoffer] ) heeft verklaard dat zij op 16 oktober 2021 een draagzak op Marktplaats te koop heeft aangeboden. Op deze advertentie werd via WhatsApp gereageerd door ‘ [gebruikersnaam] ’ die haar een verificatiebericht stuurde voor haar bankrekeningnummer. [slachtoffer] heeft aan dit verificatieverzoek voldaan. [slachtoffer] zag vervolgens dat van twee verschillende bankrekeningen van de ABN AMRO een totaalbedrag van € 400,- was opgenomen.
Een bedrag van € 250,- is op 16 oktober 2021 om 12:30 uur opgenomen bij Geldmaat [adres van geldopname] te Den Haag.
Camerabeelden pinnen
Op camerabeelden van voornoemde pintransactie op 16 oktober 2021 bij Geldmaat [adres van geldopname] is te zien dat de pintransactie wordt uitgevoerd door een man met een blauwe jas van het merk Stone Island (logo op de linkermouw).
Tijdens zijn aanhouding op 18 oktober 2021 droeg de verdachte een blauwe jas van het merk Stone Island.
De woning van de verdachte bevindt zich op een afstand van 900 meter van de pinautomaat aan [adres van geldopname] te Den Haag.
Tussen het klikken op de verificatielink door [slachtoffer] en het pinnen bij [adres van geldopname] zit een tijdsbestek van 48 minuten.
Onderzoek mobiele telefoons
Op toestel 1 is een chatgesprek van 16 oktober 2021 van ‘ [gebruikersnaam] ’ (met het telefoonnummer [telefoonnummer gebruikersnaam] ) met het telefoonnummer van [slachtoffer] aangetroffen. Dit betrof het gesprek waarin zij contact had met ‘ [gebruikersnaam] ’. Als afleveradres werd door ‘ [gebruikersnaam] ’ het adres [adres gebruikersnaam] te [adres gebruikersnaam] opgegeven.
Op toestel 2 zijn in de afbeeldingen een aantal screenshots van een geopende internetbankieren applicatie van de rekening van [slachtoffer] aangetroffen.
De screenshots zijn gemaakt rond het tijdstip waarop [slachtoffer] contact had met ‘ [gebruikersnaam] ’.
Onderzoek historische gegevens
Uit onderzoek is ook gebleken dat de pinautomaat aan [adres van geldopname] binnen het gebied viel van de mast die toestel 1 op dat moment aanstraalde.
3.4.1.7 Zaak 2.7 ( [slachtoffer] )
Aangifte [slachtoffer]
(hierna: [slachtoffer] ) heeft aangifte gedaan van oplichting door middel van marktplaatsfraude op 10 september 2021 door ‘ [gebruikersnaam] ’. [slachtoffer] werd verzocht op een link te klikken om gegevens van zijn bankrekening te verifiëren. Hij heeft op deze link geklikt.
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 11 september 2021 uur werd gebeld door een mannelijke helpdeskmedewerker van de SNS. Hij werd gewaarschuwd voor fraudeurs. [slachtoffer] werd verzocht geld over te maken van zijn spaar- naar betaalrekening. Zijn computer is op een gegeven moment overgenomen door het programma Anydesk, maar [slachtoffer] heeft de controle snel weer teruggenomen. [slachtoffer] heeft de hoogte van de tegoeden van zijn spaarrekening doorgegeven.
Onderzoek mobiele telefoons
Op toestel 1 is een schermafbeelding aangetroffen waarop te zien is dat is ingelogd op het internetbankieren (van de SNS Bank) van [slachtoffer] .
3.4.1.8 Zaak 2.8 ( [slachtoffer] )
Aangifte [slachtoffer]
(hierna: [slachtoffer] ) heeft verklaard dat zij op 27 september 2021, naar aanleiding van haar advertentie op Marktplaats waar zij een sterilisator te koop had aangeboden, via WhatsApp werd benaderd door ‘ [gebruikersnaam] ’, gebruik makend van het telefoonnummer [telefoonnummer gebruikersnaam] . Als afleveradres gaf ‘ [gebruikersnaam] ’ het adres [adres gebruikersnaam] te [adres gebruikersnaam] . Op 28 september 2021 heeft ‘ [gebruikersnaam] ’ – omdat zij zekerheid wilde hebben – [slachtoffer] een verificatielink gestuurd waarbij zij € 0,01 moest overmaken. [slachtoffer] ontving daarbij een QR-code die zij via WhatsApp weer naar ‘ [gebruikersnaam] ’ moest sturen. Dat heeft zij gedaan.
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij rond 14:30 uur is gebeld door een man die zei dat hij van de Rabobank was. De man kende haar rekeninggegevens en verzocht haar naar de website www.anydesk.nl te gaan. [slachtoffer] heeft het programma geopend waarmee een ander op haar computer mee kon kijken. [slachtoffer] heeft vervolgens ingelogd op haar bankaccount en de man een aantal keer de signeercode die zij op haar Random Reader kreeg, gegeven. De man heeft deze voor haar op haar laptop ingevuld.
In totaal is een bedrag van € 40.403,16 van haar rekeningen bij de Rabobank afgeschreven.
Onderzoek historische gegevens
Uit onderzoek is gebleken dat het telefoonnummer [telefoonnummer gebruikersnaam] in de periode van 18 september 2021 tot en met 30 september 2021 in toestel 1 heeft gezeten.
3.4.1.9 Zaak 2.9 ( [slachtoffer] )
Aangifte [slachtoffer]
(hierna: [slachtoffer] ) heeft verklaard dat zij op 16 oktober 2021, naar aanleiding van een advertentie van een slaapzak op Marktplaats, een WhatsApp bericht heeft ontvangen van ‘ [gebruikersnaam] ’ ( [telefoonnummer gebruikersnaam] ). Bij dit bericht stond een profielfoto van een volwassen vrouw. ‘ [gebruikersnaam] ’ gaf aan de slaapzak over te willen nemen en gaf als afleveradres het adres [adres gebruikersnaam] te [adres gebruikersnaam] aan. Op 18 oktober 2021 heeft ‘ [gebruikersnaam] ’ vervolgens een verificatielink gestuurd en gaf daarbij aan dat zij wilde weten of alles in orde was. [slachtoffer] heeft op de link geklikt, welke leek op een link van Marktplaats. [slachtoffer] heeft verder geklikt en leek in de betaalomgeving van de ABN AMRO te komen. Zij heeft ingelogd met haar pincode op haar Random Reader waarop het systeem leek vast te lopen.
[slachtoffer] heeft verklaard dat een totaalbedrag van € 550,- van haar rekening van ABN AMRO is opgenomen bij de Geldmaat in Den Haag aan [adres van geldopname] .
Onderzoek mobiele telefoons
Op toestel 1 is een chatgesprek van 16 tot en met 18 oktober 2021 van ‘ [gebruikersnaam] ’ (met het telefoonnummer [telefoonnummer gebruikersnaam] ) met het telefoonnummer van [slachtoffer] aangetroffen. Dit betrof het gesprek waarin haar een valse link werd gestuurd.
Op toestel 2 is in de afbeeldingen een screenshot aangetroffen van een geopende internetbankieren applicatie van de rekening van [slachtoffer] . Deze screenshot is gemaakt op 18 oktober 2021.
Onderzoek historische gegevens
Uit de historische gegevens is gebleken dat toestel 1 en 3 zich ten tijde van de feiten in de directe omgeving van elkaar bevonden.
3.4.1.10 Zaak 2.10 ( [slachtoffer] )
Aangifte [slachtoffer]
(hierna: [slachtoffer] ) heeft verklaard dat zij op 30 augustus 2021 naar aanleiding van een advertentie op Marktplaats een WhatsApp bericht kreeg van ‘ [gebruikersnaam] ’. ‘ [gebruikersnaam] ’ wilde de door [slachtoffer] aangeboden rolschaatsen kopen en gaf als afleveradres [adres gebruikersnaam] te [adres gebruikersnaam] op. Via WhatsApp kreeg [slachtoffer] van ‘ [gebruikersnaam] ’ een link om te verifiëren. Zij heeft deze link tweemaal gebruikt.
In totaal is een bedrag van € 4.889,71 afgeschreven van haar rekening bij ABN AMRO.
Onderzoek mobiele telefoons
Op toestel 1 is een chatgesprek van 30 augustus 2021 met het telefoonnummer van [slachtoffer] aangetroffen. Dit betrof het gesprek waarbij [slachtoffer] werd opgelicht door op de verificatielink te klikken.
Ook werden op toestel 1 een aantal screenshots van een geopende internetbankieren applicatie van de bankrekening van [slachtoffer] aangetroffen. De afbeeldingen zijn een aantal minuten nadat de verificatielink naar [slachtoffer] is gestuurd, gemaakt.
Op toestel 1 werd daarnaast nog een afbeelding aangetroffen van een systeem waarmee de dader toegang heeft gekregen tot de bankrekening van [slachtoffer] .
Onderzoek historische gegevens
Uit de historische gegevens is gebleken dat toestel 1 en 3 zich ten tijde van de feiten in de directe omgeving van elkaar bevonden.
3.4.1.11 Zaak 2.11 ( [slachtoffer] )
Aangifte [slachtoffer]
(hierna: [slachtoffer] ) heeft verklaard dat zij op 20 september 2020, naar aanleiding van een Marktplaats advertentie van een draagdoek, werd benaderd door ‘ [gebruikersnaam] ’ met telefoonnummer [telefoonnummer gebruikersnaam] . ‘ [gebruikersnaam] ’ gaf als afleveradres [adres gebruikersnaam] te [adres gebruikersnaam] en stuurde een link naar [slachtoffer] omdat zij zeker wilde weten dat zij niet werd opgelicht. [slachtoffer] heeft daarbij ingelogd op haar internetbankieren. Er is vervolgens € 3050,- van haar rekening bij ABN AMRO afgeschreven.
Onderzoek historische gegevens
Uit onderzoek is gebleken dat het telefoonnummer [telefoonnummer gebruikersnaam] in de periode van 18 september 2021 tot en met 30 september 2021 in toestel 1 heeft gezeten.
Uit de historische gegevens is ook gebleken dat toestel 1 en 3 zich op het moment van contact via WhatsApp met [slachtoffer] in de directe omgeving van elkaar bevinden.
3.4.2Bewijsoverwegingen
Partiële vrijspraak feit 1 en 2 met betrekking tot zaak 2.5 ( [slachtoffer] )
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte aangever [slachtoffer] (zaak 2.5) heeft opgelicht en/of ten aanzien van haar computervredebreuk heeft gepleegd. Uit zowel de aangifte van [slachtoffer] als het weergegeven chatgesprek met ‘ [gebruikersnaam] ’ kan niet worden afgeleid dat [slachtoffer] (inlog)gegevens heeft afgestaan of dat de verdachte is binnengedrongen in de internetbankierenomgeving van [slachtoffer] . De rechtbank zal de verdachte daarom partieel vrijspreken voor dat deel van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten dat ziet op [slachtoffer] (zaak 2.5).
Behoorden de telefoons toe aan de verdachte?
De verdachte heeft verklaard dat de telefoons die bij zijn aanhouding op 18 oktober 2021 in de bosjes zijn aangetroffen (telefoon 1 en telefoon 2), niet aan hem toebehoorden.
De rechtbank overweegt het volgende.
Eén van de verbalisanten heeft tijdens de aanhouding van de verdachte gezien dat hij de mobiele telefoons weggooide. Op de camerabeelden van de aanhouding is een snelle beweging van zijn hand te zien. Bovendien zijn de twee telefoons – die op dat moment aan stonden – naast de verdachte in de bosjes aangetroffen. Daarnaast blijkt uit de locatiegegevens van toestel 1 dat deze vaak gelogd was aan de [adres verdachte] te Den Haag – de woning van de verdachte – en is uit de historische gegevens van de drie telefoons gebleken dat deze als meest aangestraalde zendmast een mast hadden, waarvan de woning van de verdachte binnen het bereik viel. Ook heeft de verdachte verklaard dat hij toestel 3 af en toe gebruikte en is deze in zijn fouillering aangetroffen. Ten tijde van de tenlastegelegde feiten waren toestel 1, 2 en 3 ofwel toestel 1 en 3 bij elkaar in de buurt.
De verdachte heeft voor dit alles geen verklaring willen geven.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat telefoon 1 en telefoon 2 aan de verdachte toebehoorden en dat hij daar ook de gebruiker van was.
De ten laste gelegde feiten
Uit de bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de gebruiker van de telefoontoestellen 1 en 2 – de verdachte – de persoon is geweest die de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
De rechtbank overweegt daarbij dat alle aangiftes te linken zijn aan toestel 1 doordat de chatgesprekken met ‘ [gebruikersnaam] ’ in dit toestel zijn aangetroffen (zaken 2.1, 2.2, 2.3, 2.4, 2.6, 2.9 en 2.10), er schermafbeeldingen van internetbankieren van aangevers zijn aangetroffen (zaken 2.7 en 2.10) ofwel omdat uit de historische gegevens is gebleken dat het telefoonnummer waarop ‘ [gebruikersnaam] ’ de aangevers berichtte, in toestel 1 heeft gezeten (zaken 2.1, 2.8 en 2.11). In zaak 2.1 is bovendien vanaf toestel 1 naar de aangeefster gebeld.
In toestel 2 zijn in meerdere zaken in de afbeeldingen screenshots aangetroffen van een geopende internetbankieren applicatie van de aangevers (zaken 2.1, 2.2, 2.3, 2.4, 2.6, 2.9)
In zaak 2.2 is met toestel 2 ook naar een aangever gebeld.
Ook is gebleken dat een aantal van de screenshots van de internetbankieren applicatie met toestel 2 (zaak 2.1, 2.2, 2.3, 2.6 en 2.9) op nagenoeg hetzelfde moment zijn gemaakt dat de aangevers gebruik maakten van de door ‘ [gebruikersnaam] ’ gestuurde verificatielink.
Daarbij heeft de rechtbank nog overwogen dat in alle zaken nagenoeg dezelfde modus operandi is toegepast en dat daarom sprake moet zijn geweest van eenzelfde dader. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat het – alle bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien – de verdachte moet zijn geweest die te zien was op de camerabeelden bij de pinautomaat in zaak 2.6.
Ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde overweegt de rechtbank nog als volgt. De slachtoffers zijn bewogen tot de afgifte van hun bankgegevens en geld. Daartoe heeft de dader oplichtingsmiddelen ingezet: hij heeft het vertrouwen van de slachtoffers gewonnen door het gebruiken van verschillende valse namen ( [gebruikersnaam] , [gebruikersnaam] etc.), valse hoedanigheden (een bonafide koper, een bankmedewerker), listige kunstgrepen (het sturen van een valse link) en een samenweefsel van verdichtsels (de leugens in de chat- en telefoongesprekken).
De rechtbank acht daarom de onder 1 ten laste gelegde oplichting, de onder 2 ten laste gelegde computervredebreuk, de onder 3 ten laste gelegde diefstal door middel van een valse sleutel en het onder 4 ten laste gelegde witwassen wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het ten laste gelegde witwassen overweegt de rechtbank nog het volgende. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte in de zaken 2.1, 2.2, 2.3, 2.4, 2.8, 2.10 en 2.11 geldbedragen uit eigen misdrijf heeft verworven en voorhanden heeft gehad (eenvoudig witwassen). Ten aanzien van zaak 2.6, en 2.9 waarbij de rechtbank bewezen acht dat de verdachte een geldbedrag uit eigen misdrijf bij een pinautomaat heeft opgenomen, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte dit geldbedrag ook heeft omgezet (witwassen).
Medeplegen
Voor een bewezenverklaring van medeplegen dient sprake te zijn van een bewuste en nauwe samenwerking van de verdachte met zijn mededader(s).
Uit de bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat in de zaken 2.2, 2.3 en 2.8 ook een vrouwelijke dader betrokken was. Nadat de aangevers eerder via WhatsApp contact hadden met ‘ [gebruikersnaam] ’ – de verdachte – en een verificatielink ontvingen en daarmee al dan niet toegang verleenden tot hun internetbankieren, werden zij diezelfde dag gebeld door een vrouw die zich voordeed als medewerker (van de fraudeheldesk) van de bank. Deze vrouw beschikte over de rekeninggegevens van de slachtoffers en overtuigde de slachtoffers in de zaken 2.2 en 2.3 geld over te maken naar een andere (eigen) rekening.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat de verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met – in ieder geval – een vrouw en dat ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten sprake is van medeplegen.
Het verweer van de raadsman dat partiële vrijspraak dient te volgen ten aanzien van de zaken 2.2, 2.3 en 2.8, in welke zaken de aangevers zijn gebeld door een vrouw en dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte bewust en nauw met haar heeft samengewerkt, wordt dan ook verworpen.