ECLI:NL:RBDHA:2022:1657
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, had tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 27 februari 2020, wees de aanvraag af als kennelijk ongegrond. De verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen in afwachting van de uitkomst van het beroep.
De zitting vond plaats op 23 september 2021, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. B.J.P.M. Ficq. De Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. J. Visschers. Tijdens de zitting is ook een tolk, V. Nakiyaga, aanwezig geweest. Na de zitting heeft het Bureau Documenten onderzoek gedaan naar documenten die de verzoeker had ingebracht. Partijen hebben schriftelijk gereageerd op de uitkomsten van dit onderzoek, waarna het onderzoek is gesloten zonder nadere zitting.
De voorzieningenrechter heeft in zijn uitspraak van vandaag, in samenhang met de uitspraak in de zaak NL20.5201, het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.J. Schouw, in aanwezigheid van griffier mr. W. van Loon, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.