Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] en van Vietnamese nationaliteit te zijn.
Hij verblijft volgens zijn eigen verklaring al sinds 2006 in Nederland en hij heeft voor het eerst op 4 juli 2021 een asielaanvraag ingediend. Eiser heeft aan zijn aanvraag ten grondslag gelegd dat er omstandigheden zijn in Vietnam waardoor hij vreest dat hij bij terugkeer gevaar loopt.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31 in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw. Eiser wordt tegengeworpen dat hij Nederland onrechtmatig is binnengekomen en dat hij, gezien de omstandigheden van binnenkomst, zonder gegronde redenen niet zo snel mogelijk asiel heeft gevraagd. Verweerder heeft verder overwogen dat eiser niet duidelijk heeft gemaakt waarvoor of voor wie hij vreest bij terugkeer naar Vietnam en waarom. Eiser heeft verklaard over algemene misstanden in Vietnam, zonder in te gaan op persoonlijke problemen. Hij heeft ook verklaard dat hij geen persoonlijke problemen heeft met de Vietnamese autoriteiten. Niet is gebleken dat eiser niet in staat zou zijn om te verklaren. Hoewel eiser stelt dat hij een trauma heeft en dat hij daarom niet verder kan verklaren, heeft hij dit volgens verweerder op geen enkele wijze onderbouwd. Uit het medisch advies van MediFirst volgt dat eiser kon worden gehoord. Uit het rapport van het nader gehoor blijkt niet dat eiser niet in staat was te verklaren. Eiser was tijdens het gesprek weliswaar geëmotioneerd, maar niet angstig of in de war. Wat eiser heeft verklaard over de algemene omstandigheden in Vietnam leidt niet tot het aannemen van persoonlijke vrees.
3. Eiser stelt zich op het standpunt dat zijn aanvraag had moeten worden ingewilligd. Hij heeft hiertoe in beroep aangevoerd dat verweerder niet voldoende heeft onderzocht of eiser bijzondere procedurele waarborgen behoeft als bedoeld in artikel 24 van de Procedurerichtlijnen in hoeverre eiser in staat was te verklaren over zijn asielmotieven. Eiser stelt dat het niet strookt met artikel 3.109, vierde en vijfde lid, van het Vb, dat het onderzoek door MediFirst heeft plaatsgehad voordat hem een rechtshulpverlener is toegevoegd. Verder lijkt volgens eiser met de in het medisch advies horen en beslissen van 29 augustus 2021 opgenomen zinsnede:
“Betrokkene is niet in staat om de gevraagde informatie terug te halen”te bevestigen dat eiser niet kan verklaren. Dit advies heeft verder zijn houdbaarheid verloren, aangezien er concrete aanwijzingen zijn dat eiser tijdens het nader gehoor door trauma en angst niet in staat was om compleet over zijn asielmotieven te verklaren. Eiser heeft ook herhaaldelijk expliciet aangegeven niet te kunnen verklaren over de gebeurtenissen in Vietnam en werd daarbij zichtbaar emotioneel. Dat eiser niet in de war was en wel over andere onderwerpen kon vertellen betekent nog niet dat eiser ook over zijn asielmotieven kan vertellen. Het besluit is op dit punt onvoldoende gemotiveerd. Verweerder heeft in strijd met WI2010/13 en WI 2021/12 niet opnieuw om advies gevraagd. Eiser heeft zelf iMMOgevraagd om onderzoek te doen naar zijn vermogen om te verklaren over zijn asielmotieven. Eiser verzoekt de rechtbank om in afwachting van de uitkomsten van dit onderzoek de behandeling van het beroep aan te houden.
Eiser stelt overigens dat hij wel heeft gesproken over zijn asielmotieven: hij heeft de hartgrondige overtuiging dat wat hij heeft gezien van de Vietnamese autoriteiten verwerpelijk is. Ook heeft hij aangegeven dat hij die mening openbaar wil maken, maar dat hem dat door angst en trauma nog niet lukt. Verweerder stelt ten onrechte dat dit pas bij zienswijze naar voren is gebracht. Verweerder heeft in strijd met WI 2014/10 nagelaten om relevante elementen te identificeren en te beoordelen. Eiser verwijst naar de paragrafen 207 tot en met 212 uit het UNHCR Handbooken stelt dat verweerder de aanvraag niet mag afwijzen wanneer de betrokkene niet kan verklaren. Gelet op dat wat eiser wél heeft verklaard, in samenhang met wat uit landeninformatie van het U.S. Department of State bekend is over Vietnam, had eiser als vluchteling moeten worden aangemerkt.
Onder verwijzing naar paragraaf 198 uit het UNHCR Handbook stelt eiser dat de aanvraag in zijn geval niet als kennelijk ongegrond kon worden afgedaan vanwege het niet onverwijld vragen om asiel. Eiser meent dat hij in zijn zienswijze verklaarbare redenen heeft genoemd waarom hij de aanvraag pas nu heeft ingediend. Verweerder heeft in dit verband niet gemotiveerd welk initiatief nog van eiser mocht worden verwacht.
Het onthouden van een vertrektermijn samen met het opleggen van een inreisverbod is volgens eiser in dit geval geen evenredig middel om de doelstelling van een onmiddellijk vertrek te bereiken. Eiser wijst er daarbij op dat hij niet over een geldig reisdocument beschikt en dat onmiddellijke uitreis ook onmogelijk is vanwege de geldende coronamaatregelen. Het onthouden van een vertrektermijn is volgens eiser evenmin te rijmen met punt 88 uit het arrest Mahdi.
4. Op grond van artikel 3.108b van het Vb wordt voorafgaand aan of tijdens het onderzoek naar de asielaanvraag beoordeeld of de vreemdeling vanwege zijn kwetsbaarheid bijzondere procedurele waarborgen behoeft als bedoeld in artikel 24 van de Procedurerichtlijn. De noodzaak hiervoor kan bijvoorbeeld gelegen zijn in psychische problematiek of in het feit dat de vreemdeling slachtoffer is van ernstig lichamelijk of geestelijk geweld. Dergelijke kwetsbaarheid kan ook later in de procedure naar voren komen. Gewaarborgd moet worden dat iedereen die in aanmerking komt voor internationale bescherming in staat wordt gesteld om met de autoriteiten te spreken over de voor zijn zaak relevante feiten.Als onderdeel van bedoelde beoordeling wordt de vreemdeling op grond van artikel 3.109, vijfde lid van het Vb uitgenodigd voor een onderzoek ten behoeve van een medisch advies horen en beslissen.Dit onderzoek heeft tot doel het vaststellen van eventuele functionele beperkingen bij vreemdelingen die voortkomen uit medische problematiek en die zouden kunnen leiden tot het niet goed kunnen verklaren over het asielrelaas en het adviseren aan de IND over deze beperkingen bij de gehoren en het beslissen op de asielaanvraag.Behalve het medisch advies kunnen ook verklaringen en gedragingen van de vreemdeling en eigen waarnemingen van de gehoormedewerker en signalen van derden aanknopingspunten bieden voor het aannemen van bijzondere kwetsbaarheid.Als verweerder het voor de beoordeling van de aanvraag relevant vindt, dan biedt hij ook een medisch onderzoek aan naar aanwijzingen voor vroegere vervolging of ernstige schade.
5. Anders dan eiser betoogt, volgt niet uit de volgorde van de bepalingen van artikel 3.109 van het Vb dat een advocaat moet zijn toegevoegd alvorens een medisch advies over het horen van de vreemdeling kan worden gegeven. De Procedurerichtlijn bepaalt dat een vreemdeling in elke fase van de procedure voor eigen rekening rechtsbijstand kan inschakelen, maar schrijft in de aanvraagfase geen kosteloze rechtsbijstand voor.Voor het kosteloos verstrekken van juridische en procedurele informatie is volgens de Procedurerichtlijn evenmin vereist dat dit door een rechtsbijstandverlener gebeurt.
6. MediFirst heeft op 29 augustus 2021 in het ‘medisch advies horen en beslissen’ gerapporteerd dat de volgende beperkingen zijn geconstateerd: “Betrokkene heeft moeite met exacte data benoemen betreffende zijn asielrelaas, hij heeft zijn land 15 jaar geleden verlaten. Betrokkene is niet in staat om de gevraagde informatie terug te halen.” Het advies van MediFirst strekt ertoe om eiser
welte horen. Naar het oordeel van de rechtbank is het advies hiermee voldoende duidelijk en bevat het geen aanknopingspunten voor de conclusie dat eiser op dat moment (nog) niet kon worden gehoord over zijn asielmotieven. Verweerder hoefde zich in zoverre dan ook niet nader te vergewissen van de strekking van het advies.
7. Het advies van MediFirst bevat verder geen specifieke aanbevelingen voor de wijze waarop tijdens een gehoor rekening gehouden diende te worden met de bij eiser vastgestelde beperking. Zoals verweerder uiteen heeft gezet in het voornemen, blijkt uit het rapport van het nader gehoor dat eiser bij de start van het gehoor desgevraagd heeft verklaard dat het goed met hem gaaten dat hij lichamelijk en geestelijk in staat was het gehoor te laten plaatsvinden.Eiser was niet angstig of in de war. Ook heeft hij uitdrukkelijk benoemd dat hij geen angst had voor de gehoormedewerker of de tolk.Verder heeft eiser coherent en zonder zichtbare problemen kunnen verklaren over zijn herkomst en zijn reis naar en verblijf in Nederland. Daarbij heeft hij ook kunnen aangeven wanneer hij zich iets niet herinnerde of wanneer hij iets niet begreep. Verder is eiser in staat gebleken om in het algemeen te verklaren over misstanden in Vietnam.
8. Verweerder stelt terecht dat de enkele omstandigheid dat eiser desgevraagd steeds antwoordt dat hij niet kan spreken over zijn persoonlijk in Vietnam ondervonden problemen, als zodanig nog niet betekent dat ook inderdaad sprake is van onvermogen aan de zijde van eiser. Net zo min is de omstandigheid dat eiser regelmatig huilt wanneer hij hierover wordt bevraagd zonder meer een aanwijzing voor dit gestelde onvermogen, aangezien deze emotie ook andere onderliggende redenen kan hebben. Hoewel eiser tijdens het nader gehoor ook heeft verklaard dat hij “bang” en “heel angstig” is en dat hij “in shock” is en “getraumatiseerd” is door “de situatie”, heeft hij op geen enkele wijze concreet kunnen toelichten hoe dit komt. Als uitgangspunt heeft te gelden dat in beginsel iedere vreemdeling kan worden gehoord, ook indien sprake is van medische beperkingen. Het is daarbij de verantwoordelijkheid van de vreemdeling om naar vermogen te verklaren en dus ook om naar vermogen toe te lichten waarom over bepaalde zaken wellicht niet kan worden verklaard. Verweerder heeft er in dit verband ook terecht op gewezen dat eisers verklaringen over zijn gestelde onvermogen niet met enig bewijs zijn onderbouwd en dat eiser niet onder medische behandeling staat. Eiser heeft zich, nadat hij zich had aangemeld voor het doen van de asielaanvraag, ook niet tot de GZA of Vluchtelingenwerk Nederland gewend voor hulp. Eisers niet verder onderbouwde algemene verklaring hiervoor dat hij ook bang is voor artsen, leidt er niet toe dat hij is ontslagen van de verplichting om zijn aanvraag zo goed mogelijk te onderbouwen.
9. De verklaringen en gedragingen van eiser vormen, gezien de overige bevindingen, dan ook niet een aanwijzing voor het bestaan van een zodanige psychische problematiek of trauma dat eiser in het geheel niets concreets kan verklaren over zijn ondervonden problemen en zijn angsten. Dat het advies van MediFirst zijn houdbaarheid zou hebben verloren, wordt daarom niet gevolgd. Gelet hierop heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien voor een nader (forensisch) medisch onderzoek.
10. De rechtbank ziet geen aanleiding om de behandeling van het beroep aan te houden tot na afronding van het door eiser aangevraagde medisch onderzoek door iMMO. Allereerst is niet bekend wanneer het onderzoek zal kunnen worden afgerond. Gelet op de door iMMO genoemde termijn van 10 maanden vanaf de bevestiging van de opdracht, zal dat in elk geval pas na medio september 2022 kunnen zijn. Daarnaast is van betekenis dat eiser gedurende zijn jarenlange verblijf in Nederland op geen enkele wijze deskundige hulp heeft gezocht voor zijn gestelde trauma omdat hij naar eigen zeggen angst heeft voor artsen.
11. Verweerder heeft terecht overwogen dat er buiten de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geen relevante elementen zijn te onderscheiden in eisers verklaringen. Verweerder heeft er hierbij terecht op gewezen dat eiser naar eigen zeggen geen persoonlijke problemen heeft ondervonden met de Vietnamese autoriteiten.Eiser heeft verder wel verklaard dat er omstandigheden zijn in Vietnam waarover hij niet kan vertellen zonder dat zijn leven in gevaar komt, en dat hij niets negatiefs kan zeggen over de overheid of de partij zonder problemen te krijgen. Ook heeft hij tijdens het aanmeldgehoor onder meer verklaard dat het systeem in Vietnam niet juist is en de rechtspraak onrechtvaardig en dat hij veel heeft gezien en meegemaakt. Hiermee zijn echter geen concrete persoonlijke omstandigheden van eiser bekend geworden die als relevant element kunnen worden aangeduid. Dat sprake zou zijn van een (daadwerkelijke) politieke overtuiging, zoals eiser heeft gesteld, is dan ook niet aannemelijk gemaakt. Dat het door eiser geschetste algemene beeld overeenkomt met wat uit landeninformatie bekend is over Vietnam, leidt niet tot een ander oordeel.
12. Verweerder heeft dan ook terecht besloten dat eiser niet in aanmerking komt voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw. Daarbij heeft verweerder terecht tegengeworpen dat eiser Nederland onrechtmatig is binnengekomen en dat hij zonder gegronde redenen niet zo snel mogelijk asiel heeft gevraagd. Dat eiser vanwege zijn gestelde vrees voor de autoriteiten in Vietnam gedurende lange tijd ook bevreesd zou zijn geweest om aan de Nederlandse autoriteiten bescherming te vragen, zoals in de zienswijze is aangevoerd, heeft verweerder niet hoeven volgen. Voor zover eiser heeft verklaard dat hij bang was om te worden teruggestuurd is dat geen reden om niet van eiser te verlangen dat hij zich na binnenkomst in Nederland meteen meldt voor het doen van een asielaanvraag. Dat hij niet eerder met de mogelijkheid van asiel bekend was, zoals hij heeft verklaard, is evenmin aannemelijk. Eiser heeft ruim 15 jaar in Nederland doorgebracht, waarvan 10 jaar bij een Nederlandse partner. Daarnaast heeft verweerder er terecht op gewezen dat eiser meerdere malen is aangehouden vanwege het ontbreken van een verblijfsrecht en in 2008 gedetineerd is geweest.
13. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Gelet hierop heeft verweerder aan eiser een vertrektermijn kunnen onthouden en is vervolgens terecht een inreisverbod tegen eiser uitgevaardigd. Eiser heeft geen feiten of omstandigheden gesteld die maken dat het bestreden besluit in zoverre onevenredige gevolgen heeft. Voor zover eiser stelt dat hij vanwege het ontbreken van reisdocumenten niet kan vertrekken, doet dat nu niet af aan de op eiser rustende juridische verplichting om te vertrekken. Het is aan eiser om te onderbouwen dat hij buiten zijn schuld Nederland niet kan verlaten. Eiser kan hiervoor een reguliere verblijfsaanvraag indienen. De feitelijke onmogelijkheid om te vertrekken als gevolg van coronamaatregelen raakt evenmin aan de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Voor zover eiser met verwijzing naar punt 88 van het arrest Mahdi stelt dat hij een schriftelijke bevestiging van zijn situatie had dienen te krijgen, wijst de rechtbank op het bestreden besluit, waarin de rechtsgevolgen van de afwijzing van eisers aanvraag zijn toegelicht.
14. Het beroep is ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.