ECLI:NL:RBDHA:2022:1637
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake bijstandsuitkering en financiële situatie
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoekster die een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw) had aangevraagd. De aanvraag was eerder door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag afgewezen, omdat verzoekster niet alle benodigde informatie had verstrekt over haar financiële situatie, waaronder de waarde van onroerend goed in Turkije en de overwaarde van een verkochte woning. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 2 februari 2022, waarbij zowel verzoekster als de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. De rechter heeft overwogen dat het oordeel over de voorlopige voorziening een voorlopig karakter heeft en niet bindend is voor een eventuele bodemprocedure. De rechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een spoedeisend belang, aangezien verzoekster in acute financiële nood verkeert.
Echter, de voorzieningenrechter oordeelde dat de door verzoekster verstrekte informatie onvoldoende was om haar financiële positie vast te stellen. Er was onduidelijkheid over de waarde van de erfenis van haar overleden man en de bestemming van de overwaarde van de verkochte woning. De rechter concludeerde dat de aanvraag terecht was afgewezen en dat er geen aanleiding was voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek werd dan ook afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.