ECLI:NL:RBDHA:2022:16270

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 oktober 2022
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
10101782 RL EXPL 22-15042
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis in civiele procedure met vordering tot betaling en wettelijke rente

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 oktober 2022 een verstekvonnis uitgesproken in een civiele procedure. De eisende partij, een maatschap handelend onder de naam [naam] Advocaten, vertegenwoordigd door mr. R.A.J. Zomer, heeft op 13 september 2022 een dagvaarding ingediend tegen de gedaagde partij, die niet is verschenen of op enige andere wijze heeft gereageerd. Hierdoor is verstek verleend tegen de gedaagde partij, en de kantonrechter heeft de vordering beoordeeld.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering niet onrechtmatig of ongegrond is en heeft deze bij verstek toegewezen. De gedaagde partij is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 8.172,04, vermeerderd met wettelijke rente over een deel van dit bedrag vanaf 4 mei 2022. Daarnaast is de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten en de kosten van het geding, die zijn vastgesteld op € 658,33, inclusief een vergoeding voor de gemachtigde van de eisende partij.

Het vonnis bevat ook bepalingen over nasalaris en de uitvoerbaarheid bij voorraad. De kantonrechter heeft het meer of anders gevorderde afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is afgegeven aan de eisende partij.

Uitspraak

V. Tekelenburg
Grosse afgegeven aan de eisende partij op

Rechtbank Den Haag

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
Rolnr.: 10101782 RL EXPL 22-15042
Extern kenmerk: RZ22046

Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:

[eisers] , verbonden in een maatschap en handelend onder de naam [naam] Advocatente [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. R.A.J. Zomer,
tegen

[gedaagde] te [woonplaats] ,

Het procesverloop

Eisende partij heeft gevorderd zoals is vermeld in de dagvaarding van 13 september 2022 waarmee deze procedure is ingeleid. De inhoud van deze dagvaarding moet als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.
Gedaagde partij is daarop niet verschenen en heeft ook anderszins niet gereageerd. De voorgeschreven termijnen en formaliteiten zijn in acht genomen. Tegen gedaagde partij is daarom verstek verleend.

Beoordeling van het geschil

De vordering komt de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat deze bij verstek wordt toegewezen als hierna te vermelden. De gevorderde nakosten zullen op de hierna in het dictum weergegeven wijze worden toegewezen.

Beslissing

De kantonrechter,
1. veroordeelt gedaagde partij om tegen bewijs van kwijting aan de eisende partij te betalen de som van € 8.172,04 vermeerderd met de wettelijke rente over € 6.375,19 vanaf
4 mei 2022 en tot betaling van de verschuldigde wettelijke rente te berekenen vanaf 20 juni 2022 over het verschuldigde bedrag van € 1.796,85, tot de dag der voldoening;
2. veroordeelt gedaagde partij om tegen bewijs van kwijting aan de eisende partij te betalen de buitengerechtelijke kosten ter hoogte van € 693,76 (declaratie 22092) en € 269,53 (declaratie 22126);
3. veroordeelt gedaagde partij in de kosten van het geding, tot hiertoe aan de zijde van de eisende partij vastgesteld op € 658,33, waaronder € 311,00 als vergoeding voor de gemachtigde van de eisende partij, en bepaalt dat dit bedrag binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis moet zijn voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der algehele voldoening;
4. veroordeelt gedaagde partij tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover eisende partij daadwerkelijk nakosten zal maken, en voorts, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.C. Vink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2022.
de griffier, de kantonrechter,
Afgegeven aan en ten verzoeke van
eisende partij.
De Griffier van de rechtbank Den Haag,
Zittingsplaats ’s-Gravenhage