ECLI:NL:RBDHA:2022:1624

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 februari 2022
Publicatiedatum
2 maart 2022
Zaaknummer
AWB - 22 _ 870
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening tegen gebiedsverbod opgelegd aan minderjarige

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 februari 2022 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een minderjarige verzoeker, die een gebiedsverbod was opgelegd door de burgemeester van de gemeente Westland. Het gebiedsverbod, dat op 7 december 2021 was ingesteld, had een looptijd van drie maanden en was bedoeld om de openbare orde te handhaven. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om het gebiedsverbod te schorsen, omdat hij meende dat het zijn sociale contacten ernstig belemmerde en hij psychisch leed ondervond door de opgelegde beperkingen.

Tijdens de zitting, die via een beeldverbinding plaatsvond, was verzoeker aanwezig met zijn gemachtigde, terwijl de burgemeester zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft de argumenten van beide partijen gehoord en na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechter oordeelde dat er onvoldoende spoedeisend belang was voor het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening. Verzoeker had te lang gewacht met het indienen van zijn verzoek, waardoor de rechter twijfels had over de urgentie van de situatie. Bovendien concludeerde de voorzieningenrechter dat het gebiedsverbod niet evident onrechtmatig was, aangezien verzoeker voldoende gelegenheid had om naar school te gaan en sociale contacten te onderhouden binnen de grenzen van het verbod.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan geen hoger beroep tegen deze beslissing worden ingesteld.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/870

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

24 februari 2022 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. V.L.T. van Roy),
tegen

de burgemeester van de gemeente Westland, verweerder

(gemachtigde: J.S.E. Breems).

Procesverloop

Bij besluit van 7 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan verzoeker een gebiedsverbod opgelegd voor een periode van 3 maanden.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 24 februari 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Ook de moeder van verzoeker was bij de zitting aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Verzoeker heeft ter onderbouwing van het spoedeisend belang gesteld dat hij door het bestreden besluit ernstig wordt benadeeld. Hij is minderjarig en heeft behoefte aan sociaal contact. Door het gebiedsverbod wordt hij in zijn sociale contacten belemmerd. Hij lijdt daar psychisch onder. Hij heeft niet de financiële middelen om buiten het gebied met vrienden af te spreken. Van hem kan niet gevraagd worden de behandeling van het bezwaar af te wachten.
3. De voorzieningenrechter vindt dat er onvoldoende spoedeisend belang is bij het treffen van de gevraagde voorziening. Hiertoe acht de voorzieningenrechter van belang dat verzoeker pas op een laat moment is overgegaan tot het vragen van een voorlopige voorziening. Aanvankelijk was er wel begrip voor het gebiedsverbod rond het einde van het jaar. Door pas op 10 februari 2022 het verzoek bij de voorzieningenrechter in te dienen, heeft verzoeker acht weken laten verstrijken sinds de ingangsdatum van het gebiedsverbod. Om die reden zijn er vraagtekens over het gestelde spoedeisend belang. Het gebiedsverbod loopt over twee en een halve week af.
4. Er is geen sprake van een evident onrechtmatig besluit. Een logisch gevolg van een gebiedsverbod is dat de betrokkene in zijn bewegingsvrijheid wordt beperkt. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat het gebied waar het verbod op ziet niet heel groot is. Verzoeker kan naar school. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er voldoende gelegenheid voor sociale contacten. Verweerder heeft voldoende rekening gehouden met de belangen van verzoeker en heeft het gebiedsverbod afgestemd met het Sociale Kernteam Westland, de leerplicht ambtenaar, Jongrenwerk, Jeugdreclassering en de politie.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding de belangafweging in het voordeel van verzoeker te laten uitvallen.
5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek dus af vanwege het ontbreken van spoedeisend belang. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van Y.E. de Loos, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2022.
De griffier is niet in de gelegenheid
de uitspraak te ondertekenen.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.