Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiseres
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 februari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een Iraanse vrouw, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris, waarbij haar verblijfsvergunning met terugwerkende kracht werd ingetrokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres vanaf 24 augustus 2016 in het bezit was van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, maar dat deze vergunning per 5 december 2017 was ingetrokken omdat niet langer aan het middelenvereiste werd voldaan. Eiseres voerde aan dat deze intrekking had geleid tot een verblijfsgat en dat haar rechten onder artikel 8 van het EVRM niet waren gerespecteerd.
De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat eiseres niet altijd aan de voorwaarden van de verblijfsvergunning had voldaan. Eiseres had in de periode van intrekking een uitkering op grond van de Participatiewet ontvangen, wat in strijd was met het middelenvereiste. De rechtbank oordeelde dat het uitoefenen van het familie- en gezinsleven in Nederland niet was belemmerd door het ontbreken van een verblijfstitel, aangezien eiseres tegelijkertijd een EU-verblijfsdocument had gekregen. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was, maar veroordeelde de staatssecretaris tot betaling van de proceskosten, omdat er motiveringsgebreken in het bestreden besluit waren geconstateerd.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de staatssecretaris om zorgvuldig om te gaan met de motivering van besluiten en de rechten van betrokkenen onder het EVRM. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 759 en het griffierecht van € 181 aan eiseres toegewezen.