ECLI:NL:RBDHA:2022:1622
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in het bestuursrechtelijke volgberoep van een Algerijnse vreemdeling
Op 24 februari 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin een Algerijnse vreemdeling, geboren op een onbekende datum en met een V-nummer dat niet is vermeld, een verzoek om voorlopige voorziening heeft ingediend. Dit verzoek volgde op een eerder besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 28 december 2021 de maatregel van bewaring had opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De vreemdeling had op 10 februari 2022 beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel, wat werd aangeduid als een volgberoep (zaaknummer NL22.2030).
De voorzieningenrechter heeft op 18 februari 2022 de zaak behandeld, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. In de uitspraak van 24 februari 2022 werd geconcludeerd dat, aangezien er al een uitspraak was gedaan op het volgberoep, een voorlopige voorziening niet meer mogelijk was. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd dan ook afgewezen.
Desondanks heeft de voorzieningenrechter verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die zijn vastgesteld op € 1.518,-. Dit bedrag is berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij rekening is gehouden met de punten voor het indienen van het verzoekschrift en het verschijnen ter zitting. De uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage-van den Bosch, in aanwezigheid van griffier Z.P. de Wilde, en is openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na de uitspraak.