ECLI:NL:RBDHA:2022:1621

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 februari 2022
Publicatiedatum
2 maart 2022
Zaaknummer
NL21.19505
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking asielaanvraag

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenvergoeding. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J. Visschers, had eerder een asielaanvraag ingediend die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder in deze procedure, was afgewezen als kennelijk ongegrond. Na het indienen van beroep heeft verweerder op 25 januari 2022 het bestreden besluit ingetrokken. Verzoeker trok daarop zijn beroep en verzoek om voorlopige voorziening in, maar vroeg wel om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding. De voorzieningenrechter overwoog dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een bestuursorgaan in de proceskosten kan worden veroordeeld als het bestuursorgaan tegemoetkomt aan de indiener van het verzoekschrift. Echter, verweerder stelde dat de intrekking van het besluit was gebaseerd op nieuwe informatie die door verzoeker in beroep was ingebracht, en dat dit niet als tegemoetkomen kan worden aangemerkt.

De voorzieningenrechter volgde het standpunt van verweerder en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. De rechter concludeerde dat er geen sprake was van tegemoetkomen in de zin van de Awb, omdat de nieuwe informatie niet door verweerder in de eerdere besluitvorming was meegenomen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.19505
uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek om proceskostenvergoeding in de zaak tussen

[naam], verzoeker

v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M. Timmer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Visschers).

Procesverloop

Bij besluit van 16 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van verzoeker in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 25 januari 2022 heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken, met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder op 26 januari 2022 in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verzoeker heeft daarop desgevraagd op 2 februari 2022 gereageerd.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:84, vijfde lid, gelezen in samenhang met 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter het bestuursorgaan in de proceskosten veroordelen in geval van intrekking van het verzoek omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen.
2. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), bijvoorbeeld de uitspraak van 18 juli 2012, [1] volgt dat van tegemoetkomen als bedoeld in artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb sprake is als het bestuursorgaan binnen de grenzen van het geding een in het bestreden besluit ingenomen standpunt herziet en het door de indiener van het beroepschrift gewenste besluit alsnog neemt op gronden die erkenning van de onrechtmatigheid van het oorspronkelijke besluit impliceren. Een intrekking of wijziging van het besluit vanwege nieuwe feiten of veranderde omstandigheden, dan wel nadien verkregen, buiten de onderzoekslast van het bestuursorgaan vallende informatie, is geen tegemoetkomen als bedoeld in artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb en vormt daarom geen grond voor een kostenveroordeling.
3. Verweerder stelt dat tot intrekking van het bestreden besluit is overgegaan op grond van door verzoeker eerst in beroep overgelegde informatie. Daarom is hij niet bereid de proceskosten van verzoeker te vergoeden.
4. De voorzieningenrechter volgt het standpunt van verweerder. Verzoeker heeft in beroep nieuwe informatie ingebracht. Verweerder heeft met die informatie bij het nemen van het bestreden besluit geen rekening kunnen houden. Verweerder heeft uit een oogpunt van zorgvuldige besluitvorming het bestreden besluit ingetrokken. De uitkomst van de nieuwe beoordeling van de aanvraag is nog ongewis. Er is daarom geen sprake van tegemoetkomen als bedoeld in artikel 8:75a van de Awb.
5. Het beroep van verzoeker op de uitspraak van de Afdeling van 4 april 2018 [2] slaagt niet. Uit deze uitspraak volgt dat voor het antwoord op de vraag of tot een veroordeling van het bestuursorgaan in de proceskosten moet worden overgegaan, als regel bepalend is het al dan niet slagen van het ingestelde rechtsmiddel. Niet is vast komen te staan dat verweerder op grond van de door verzoeker nieuw ingebrachte informatie de asielaanvraag van verzoeker (alsnog) zal inwilligen.
6. Het verzoek om proceskostenveroordeling zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.