In het besluit van 13 juli 2022 (primaire besluit) heeft verweerder een terugkeerbesluit genomen. Eiser moet de Europese Unie onmiddellijk verlaten. Ook heeft verweerder aan eiser een inreisverbod voor de duur van tien jaar opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 23 november 2022 op zitting behandeld. Namens eiser is zijn gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Ter zitting van de rechtbank heeft de gemachtigde van eiser een brief overgelegd. Verweerder had daar geen bezwaar tegen. Na de zitting is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.1
Bij vonnis van 18 februari 2020 is eiser veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar. Eiser is schuldig aan verkrachtingen en mishandelingen.
1.2
Verweerder heeft aan het terugkeerbesluit ten grondslag gelegd dat eiser geen verblijfsrecht in Nederland heeft of in een ander land in de Europese Unie. Volgens verweerder vormt eiser een daadwerkelijk en actueel gevaar voor de openbare orde. Verweerder wijst op het bepaalde in paragraaf A3/3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000).
1.3
Wat betreft het inreisverbod heeft verweerder gewezen op artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). De door eiser genoemde omstandigheden zijn geen redenen om van het inreisverbod af te zien. Verweerder heeft verder aangegeven dat een zwaar inreisverbod wordt opgelegd, omdat eiser wegens gewelds- en zedendelicten een ernstige bedreiging voor de openbare orde vormt. Verweerder wijst op het bepaalde in artikel 66a, zevende lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000.
2.1
Eiser voert aan dat de motivering van verweerder onvoldoende is om te kunnen concluderen dat het persoonlijk gedrag van eiser een ernstige bedreiging vormt voor een fundamenteel belang van de samenleving. De hoogte van de aan eiser opgelegde straf kan niet zonder meer worden gekoppeld aan de ernst van het feit, omdat de hoogte van de straf ook is ingegeven vanuit een preventief aspect.
2.2
In reactie op deze stelling van eiser heeft verweerder in het verweerschrift gewezen op de oriëntatiepunten van het LOVS. Uit het vonnis van de rechtbank blijkt dat de rechtbank alle feiten en omstandigheden heeft betrokken bij het bepalen van de strafmaat. Aangezien het vonnis en daarmee de hoogte van de straf onherroepelijk is geworden, kan dat wat eiser heeft aangevoerd niet slagen, aldus verweerder.
2.3
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser een daadwerkelijk en actueel gevaar voor de openbare orde vormt. Zo heeft verweerder ten aanzien van de aard en ernst van het misdrijf bij zijn besluit mogen betrekken dat eiser zich in een tijdsbestek van enkele maanden schuldig heeft gemaakt aan twee verkrachtingen en een aanranding. Tweemaal is eiser schuldig aan mishandeling door het toedienen van schadelijke stoffen. Met onder meer xtc zorgde eiser voor een ‘forse intoxicatie’ van zijn slachtoffers. Ten aanzien van het tijdsverloop heeft verweerder gewicht mogen toekennen aan het gegeven dat de feiten dateren van 2018. Sindsdien is eiser gedetineerd en heeft eiser niet als vrij man kunnen laten zien dat hij zijn leven heeft gebeterd. De enkele stelling van eiser dat de hoogte van de straf ook is ingegeven vanuit een preventief aspect, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de motivering van verweerder onvoldoende is om te kunnen concluderen dat het persoonlijk gedrag van eiser een ernstige bedreiging vormt voor een fundamenteel belang van de samenleving. Het betoog van eiser treft geen doel.
3.1
Eiser voert verder aan dat verweerder ten onrechte heeft aangegeven dat het tijdsverloop op zichzelf op geen enkele wijze erop duidt dat de criminaliteit achter eiser ligt. Volgens eiser heeft verweerder deze stelling onvoldoende gemotiveerd. Eiser wordt verder ten onrechte als een actueel gevaar aangemerkt. In het bestreden besluit wordt hiertoe ten onrechte overwogen dat er weliswaar geen sprake is van recidive, maar dat eiser niet als vrij man heeft kunnen laten zien dat hij zijn leven heeft gebeterd. Dat eiser deze kans niet heeft gehad kan hem niet worden tegengeworpen. De feiten dateren van 2018 en eiser heeft sinds zijn verblijf in detentie enkel positief gedrag laten zien. Ook heeft eiser aangegeven dat hij erg veel spijt heeft van zijn daden en dat hij ervan geleerd heeft. Eiser is verder nooit met Justitie en/of politie in aanraking gekomen. Volgens eiser heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom er op dit moment sprake is van gevaar voor recidive.
3.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser zich tijdens de strafzaak heeft beroepen op zijn zwijgrecht en deels heeft verzocht om vrijspraak, waarmee eiser niet te kennen heeft gegeven verantwoordelijkheid te nemen voor zijn daden en het ontoelaatbare van zijn handelen in te zien. Daarnaast laat de omstandigheid dat eiser tijdens onderhavige procedure spijt heeft betuigd onverlet dat hij daarmee niet aannemelijk heeft gemaakt dat het gevaar voor recidive is geweken. Eiser heeft geen documentatie overgelegd over zijn gedrag tijdens zijn detentieperiode. Aangezien eiser zijn tijd sinds het plegen van het misdrijf uitsluitend in detentie heeft doorgebracht, kan ook overigens aan de gestelde gedragingen van eiser na zijn veroordeling nauwelijks betekenis worden toegekend, aangezien deze louter gerelateerd kunnen worden aan zijn verblijf in detentie. Eiser heeft ook geen nadere stukken overgelegd die tot de conclusie leiden dat het gevaar voor de openbare orde is geweken. Het vorenstaande klemt temeer, aangezien eiser met de door hem gepleegde misdrijven blijk heeft gegeven van een verontrustend gering normbesef, aldus verweerder.
3.3
De rechtbank is van oordeel, gelet op het standpunt van verweerder zoals weergegeven onder 3.2, dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat eiser als een actueel gevaar wordt aangemerkt en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat het gevaar is geweken. De enkele stellingen van eiser dat hij tijdens zijn verblijf in detentie enkel positief gedrag heeft laten zien, dat hij spijt heeft, dat hij ervan heeft geleerd en dat hij verder nooit met Justitie en/of politie in aanraking is gekomen, maken dat niet anders omdat eiser zijn stellingen niet heeft onderbouwd.
4.1
Verder voert eiser aan dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd, alsmede ten onrechte heeft geconcludeerd dat van eiser kan worden gevergd dat hij Nederland onmiddellijk na beëindiging van zijn detentie verlaat en terugkeert naar Singapore. Eiser heeft aangegeven terug te willen keren naar Singapore. Bij het opleggen van het inreisverbod is echter onvoldoende rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van eiser, waaronder zijn belangen en bindingen met de Verenigde Staten en België, omdat zijn vriendin rechtmatig verblijf heeft in België.
4.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser heeft verklaard dat hij een vriendin heeft met verblijfsrecht in België die echter thans woonachtig is in Amerika, dat hij nooit bij haar heeft gewoond, haar ook niet ziet maar wel af en toe belt, al dan niet via een videoverbinding. Volgens verweerder is er geen sprake van een situatie waarin eiser een relatie heeft met een burger van de Europese Unie die fysiek woonachtig is op het grondgebied van Europese Unie. Verweerder heeft dit daarom niet doorslaggevend geacht bij het opleggen van onderhavig terugkeerbesluit en inreisverbod. Bovendien is niet gebleken dat eiser banden heeft met Nederland en heeft eiser ook zelf tijdens het gehoor verklaard dat hij wil terugkeren naar Singapore. Het beroep van eiser op artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) kan volgens verweerder niet slagen.
4.3
De rechtbank volgt het standpunt van verweerder. Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel, gelet op voornoemd standpunt van verweerder, dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat van eiser kan worden gevergd dat hij Nederland onmiddellijk na beëindiging van zijn detentie verlaat en terugkeert naar Singapore. De stelling van eiser dat hij een vriendin heeft met verblijfsrecht in België, heeft eiser niet onderbouwd en maakt het oordeel van de rechtbank alleen al om die reden niet anders. De door de gemachtigde van eiser ter zitting overgelegde brief van de gestelde vriendin van eiser maakt het oordeel van de rechtbank evenmin anders, omdat, los van het feit dat niet te controleren is wie de brief geschreven heeft, ook hiermee niet aannemelijk is geworden dat sprake is van een situatie waarin eiser een relatie heeft met een burger van de Europese Unie die fysiek woonachtig is op het grondgebied van Europese Unie.
5.1
Het beroep van eiser is ongegrond.
5.2
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Buikema, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.