ECLI:NL:RBDHA:2022:16092

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 december 2022
Publicatiedatum
20 oktober 2023
Zaaknummer
C/09/639699/KG RK 22-1495
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een rechter in een civiele procedure met niet-ontvankelijkheid van verzoekster

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 16 december 2022 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoekster, die de echtgenote is van de eiser in een hoofdzaak tegen Shell International Exploration and Production B.V. Verzoekster had eerder in de hoofdzaak een incidentele conclusie tot voeging en subsidiaire tussenkomst ingediend, maar was bij vonnis van 30 juni 2022 niet-ontvankelijk verklaard. Dit betekende dat zij niet als partij in de hoofdzaak werd toegelaten, waardoor zij geen recht had om de rechter te wraken. Verzoekster stelde dat de beslissing van de rechter om de hoofdzaak niet te schorsen partijdig was en dat haar belangen niet werden meegenomen. De wrakingskamer oordeelde echter dat een wrakingsverzoek alleen kan worden ingediend door een procespartij. Aangezien verzoekster niet-ontvankelijk was verklaard in haar vordering, was zij geen procespartij en kon zij de rechter niet wraken. De wrakingskamer verklaarde het verzoek tot wraking dan ook niet-ontvankelijk en bepaalde dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet moest worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2022/94/
zaak- /rekestnummer: C/09/639699 / KG RK 22-1495
Beslissing van 16 december 2022
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster] ,
wonende [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster ,
strekkende tot de wraking van
mr. E.A.W. Schippers,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 14 december 2022, met bijlagen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer 9620999 RL EXPL 22-224, tussen [eiser] als eiser en Shell International Exploration and Production B.V. als gedaagde (hierna te noemen: de hoofdzaak). Verzoekster is de echtgenote van [eiser] . Zij heeft in de hoofdzaak op 19 maart 2022 een incidentele conclusie tot primair voeging en subsidiair tussenkomst ingediend. De rechter heeft verzoekster bij vonnis van 30 juni 2022 niet-ontvankelijk verklaard in haar incidentele vordering. Zij is dus niet toegelaten als voegende of tussenkomende partij. Verzoekster heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 30 juni 2022 en heeft in de hoofdzaak verzocht de bodemprocedure te schorsen totdat het gerechtshof in hoger beroep uitspraak heeft gedaan. Dit verzoek is niet gehonoreerd. In de hoofdzaak is de mondelinge behandeling gepland op 21 december 2022.
2.2.
Verzoekster legt aan haar wrakingsverzoek kort samengevat ten grondslag dat de beslissing van de rechter om de hoofdzaak niet te schorsen niet anders kan worden gezien dan een partijdige beslissing, waarbij zij aan het belang van verzoekster in de hoofdzaak volledig voorbij gaat.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Een wrakingsverzoek kan op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering alleen worden ingediend door een procespartij. Verzoekster wil als zodanig worden aangemerkt, maar bij vonnis van 30 juni 2022 is zij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot voeging of tussenkomst. Gelet hierop is verzoekster in de hoofdzaak geen procespartij. Dit wordt niet anders door de omstandigheid dat verzoekster het niet eens is met het vonnis van 30 juni 2022 en daartegen hoger beroep heeft ingesteld. Ondanks dit hoger beroep is verzoekster in de hoofdzaak geen procespartij en de mogelijkheid tot wraking staat alleen open voor procesdeelnemers.
3.3.
De conclusie is dan ook dat het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk is. Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
verklaart het verzoek niet-ontvankelijk;
4.2.
bepaalt dat het procedure in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
  • verzoekster;
  • de partijen in de hoofdzaak ( [eiser] en Shell International Exploration and Production B.V.;
  • de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.J. Alt-van Endt, S.M. Krans en J. Brandt in tegenwoordigheid van de griffier mr. I. Diephuis-Timmer en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.