ECLI:NL:RBDHA:2022:16091

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
20 oktober 2023
Zaaknummer
C/09/639411/KG RK 22-1463
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in civiele procedure met verplichte procesvertegenwoordiging

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 22 december 2022 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van verzoeker tegen mr. T.F. Hesselink, rechter in een civiele procedure. Verzoeker had eerder een wrakingsverzoek ingediend, maar was op 11 juli 2022 niet-ontvankelijk verklaard omdat hij dit verzoek zonder advocaat had ingediend, terwijl in de hoofdzaak verplichte procesvertegenwoordiging geldt. Op 1 december 2022 diende verzoeker opnieuw een wrakingsverzoek in, wederom zonder advocaat, en voerde acht gronden aan voor zijn verzoek. De wrakingskamer heeft verzoeker erop gewezen dat een wrakingsverzoek in zaken met verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat moet worden ingediend. Verzoeker heeft aangegeven geen advocaat te willen inschakelen en heeft zijn verzuim niet hersteld. De wrakingskamer oordeelde dat verzoeker misbruik maakt van het wrakingsmiddel, aangezien beide wrakingsverzoeken hebben geleid tot onredelijke vertraging van de hoofdzaak. De wrakingskamer verklaarde verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek en bepaalde dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2022/93
zaak- /rekestnummer: C/09/639411 / KG RK 22-1463
Beslissing van 22 december 2022
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. T.F. Hesselink,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van 1 december 2022 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- de per e-mail en post aan verzoeker verzonden brief van de griffier van de wrakingskamer van 15 december 2022;
- de e-mail van verzoeker van 15 december 2022.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer C/09/616945 / HA RK 21-334 (hierna: de hoofdzaak) tussen verzoeker enerzijds en anderzijds, als verweerders in de hoofdzaak, (i) Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met advocaat mr. S. Scheimann, (ii) Stichting Enver met advocaat mr. J. Mikes, (iii) [verweerders] met advocaat mr. G.E. van der Pols en (iv) de Staat der Nederlanden met advocaten mr. C.M. Bitter en mr. S. Heeroma. De hoofdzaak betreft een verzoek van verzoeker tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor ex artikel 186 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv).
2.2.
Verzoeker heeft al eerder een wrakingsverzoek in de hoofdzaak ingediend (hierna ook: ‘het eerste wrakingsverzoek’). Hij is bij beslissing van 11 juli 2022 niet-ontvankelijk verklaard in het eerste wrakingsverzoek. De reden hiervoor was dat in de hoofdzaak verplichte procesvertegenwoordiging geldt. Als in de hoofdzaak verplichte procesvertegenwoordiging geldt, moet een procespartij zich bij indiening van een wrakingsverzoek ook laten bijstaan door een advocaat. De advocaat van verzoeker had zich echter al voorafgaand aan het wrakingsverzoek onttrokken. Verzoeker heeft het eerste wrakingsverzoek zonder tussenkomst van een advocaat ingediend en heeft dat verzuim niet hersteld, ook niet nadat hij daartoe herhaaldelijk en uitdrukkelijk in de gelegenheid was gesteld.
2.3.
Op 1 december 2022 is in de hoofdzaak de voortzetting van de mondelinge behandeling gehouden. Op dat moment had zich voor verzoeker geen nieuwe advocaat gesteld. Verzoeker heeft tijdens de mondelinge behandeling wederom een verzoek tot wraking van de rechter ingediend en heeft daarvoor acht gronden aangevoerd. Deze gronden zijn opgenomen in het proces-verbaal van 1 december 2022.

3.De beoordeling

3.1.
Verzoeker is er bij brief van 15 december 2022 door de griffier van de wrakingskamer op gewezen dat in zaken waarin verplichte procesvertegenwoordiging geldt een verzoek tot wraking op straffe van niet-ontvankelijkheid door een advocaat moet worden ingediend en dat zijn verzoek betrekking heeft op een procedure waarin verplichte procesvertegenwoordiging geldt. Verzoeker is in de gelegenheid gesteld uiterlijk op 29 december 2022 alsnog een door een advocaat ondertekend wrakingsverzoek in te dienen.
3.2.
In reactie op voormelde brief heeft verzoeker bij e-mail van 15 december 2022 aan de wrakingskamer onder meer en voor zover nu relevant bericht dat in artikel 1.3 van het wrakingsprotocol staat dat een wrakingsverzoek mondeling kan worden ingediend en dat dit door een verzoeker zelf kan worden gedaan. Verder schrijft verzoeker dat hij niet binnen twee weken een advocaat gaat vinden voor alleen een wrakingsverzoek en dat hij de kosten van een advocaat om een wrakingsverzoek in te dienen niet wil en niet kan betalen.
3.3.
Indien in een hoofdzaak verplichte procesvertegenwoordiging geldt, moet een wrakingsverzoek door tussenkomst van een advocaat worden ingediend. Dit geldt zowel voor een wrakingsverzoek dat ter zitting mondeling wordt ingediend, als voor een wrakingsverzoek dat schriftelijk wordt ingediend. Anders dan verzoeker meent, kan uit artikel 1.3 van het wrakingsprotocol niks anders worden afgeleid. In artikel 1.3 staat alleen dat een wrakingsverzoek ter zitting mondeling kan worden ingediend, maar dat verandert niets aan wat er in artikel 1.2 is bepaald.
3.4.
Verzoeker is in de gelegenheid gesteld alsnog een door een advocaat ondertekend wrakingsverzoek in te dienen. Uit de e-mail van 15 december 2022 blijkt dat verzoeker dat niet zal doen. Gelet hierop kan verzoeker niet in het wrakingsverzoek worden ontvangen.
3.5.
Dit is het tweede wrakingsverzoek van verzoeker in de hoofdzaak. Beide wrakingsverzoeken zijn zonder tussenkomst van een advocaat ingediend en ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, heeft verzoeker zijn verzuim op dit punt niet hersteld. Zeker na de beslissing op het eerste wrakingsverzoek was het verzoeker bekend dat hij alleen een wrakingsverzoek kon indienen met behulp van een advocaat. Dat is in de beslissing van 11 juli 2022 uitdrukkelijk overwogen, waarbij ook is overwogen dat die verplichte procesvertegenwoordiging ook geldt voor een wrakingsverzoek dat ter zitting is ingediend. Desondanks heeft verzoeker nogmaals een wrakingsverzoek ingediend, terwijl hij niet voornemens was – zoals wel blijkt uit de e-mail van 15 december 2022 – om (alsnog) een advocaat in te schakelen voor de indiening van het wrakingsverzoek. Beide wrakingsverzoeken hebben geleid tot een onredelijke vertraging van de hoofdzaak. Naar het oordeel van de wrakingskamer gebruikt verzoeker het middel van wraking voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven of met geen ander doel dan de voortgang van de procedure te frustreren. Daarmee is sprake van misbruik. De wrakingskamer zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen;
4.4.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, Rv wordt toegezonden aan:
  • verzoeker;
  • de rechter;
  • de wederpartijen in de hoofdzaak:
o Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met advocaat mr. S. Scheimann,
o Stichting Enver met advocaat mr. J. Mikes,
o [verweerders] met advocaat mr. G.E. van der Pols,
o de Staat der Nederlanden met advocaten mr. C.M. Bitter en mr. S. Heeroma.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.J. Alt-van Endt, S.M. Krans en J. Brandt, in tegenwoordigheid van de griffier mr. I. Diephuis-Timmer en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.