ECLI:NL:RBDHA:2022:16084

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 november 2022
Publicatiedatum
17 oktober 2023
Zaaknummer
C/09/638192/KG RK 22-1362
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter in een echtscheidingsprocedure met betrekking tot de verdeling

In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. de Koning, een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. C.S.F. de Nijs, de rechter in een echtscheidingsprocedure. Het wrakingsverzoek werd ingediend op 15 november 2022, meer dan een jaar nadat de wrakingsgronden aan verzoekster bekend waren geworden. De zaak betreft een echtscheiding waarbij de verdeling van goederen aan de orde is. De zitting waarop de zaak behandeld zou worden, was gepland op 17 november 2022, maar werd aangehouden vanwege het wrakingsverzoek. Verzoekster stelde dat de rechter vooringenomen was, gebaseerd op eerdere uitspraken en opmerkingen tijdens een zitting op 8 oktober 2021. De wrakingskamer oordeelde dat verzoekster geen redelijke verklaring had gegeven voor het tijdsverloop tussen de bekendwording van de wrakingsgronden en het indienen van het verzoek. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek te laat was ingediend en verklaarde verzoekster niet-ontvankelijk. De behandeling van de onderliggende procedures zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 30 november 2022.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2022/80/
zaak- /rekestnummer: C/09/638192 / KG RK 22-1362
Beslissing van 30 november 2022
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
advocaat mr. J. de Koning te Lisse,
strekkende tot de wraking van
mr. C.S.F. de Nijs,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 15 november 2022.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer C/09/630970 / FA RK 22-3866 tussen verzoekster en [wederpartij in de hoofdzaak] . Partijen zijn verwikkeld in een echtscheidingsprocedure en deze zaak heeft betrekking op de verdeling. De zaak zou ter zitting van 17 november 2022 door een meervoudige kamer – waarvan de rechter voorzitter is – worden behandeld. Op die zitting zou ook worden behandeld de zaak met kenmerk C/09/586410 / FA RK 19-9971. Uit de inhoud van het wrakingsverzoek blijkt dat het verzoek ook op die zaak betrekking heeft. In verband met het wrakingsverzoek is de zitting van 17 november 2022 aangehouden.
2.2.
Verzoekster heeft blijkens het schriftelijke verzoek het volgende aan haar verzoek ten grondslag gelegd. De rechter heeft de zaak met kenmerk C/09/586410 / FA RK 19-9971 ook op 8 oktober 2021 ter zitting behandeld. Tijdens deze zitting heeft de rechter aan de Raad voor de Kinderbescherming het dringende advies gegeven een voorlopige ondertoezichtstelling te verzoeken. Daarbij heeft de rechter als motivatie gegeven, zoals ook in het proces-verbaal van die zitting staat vermeld: “
Kinderen hebben geen hulpverlening nodig maar u. Als u de rotzooi opruimt kunnen zij hulp krijgen.”Verzoekster heeft zich ernstig te kort gedaan en aangevallen gevoeld door deze opmerking. De onverwachte, niet geplande en door geen partij verzochte beslissingen aangaande de kinderen zijn ter zitting door de rechter genomen op basis van aannames, vooringenomenheid en zonder het horen van de kinderen. De rechter heeft niet tot nauwelijks ruimte geboden voor hoor en wederhoor en heeft ter zitting direct verzoeken ten bate van de kinderen (het benoemen van een bijzonder curator) afgewezen. Na deze beslissingen heeft verzoekster aangegeven moe te zijn van de zitting en heeft zij bezwaar gemaakt tegen de behandeling van de financiële verzoeken. Dit heeft zij ook gedaan omdat de voor de zitting uitgetrokken tijd al verstreken was. De rechter heeft daarop geantwoord:
“Ik begrijp heel goed waarom u de financiën niet wil bespreken, want u wil zo lang mogelijk in de woning blijven zitten”.Door de uitlatingen van de rechter vindt verzoekster dat de rechter niet onpartijdig en vooringenomen is.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
3.2.
Het verzoek moet worden gedaan zodra de omstandigheden die daarvoor aanleiding hebben gegeven zich hebben voorgedaan. Na indiening van het verzoek wordt de procedure direct geschorst. Zo wordt voorkomen dat de rechter proceshandelingen verricht gedurende een periode waarvan later wordt vastgesteld dat hij toen niet over de vereiste onpartijdigheid beschikte. Ook is beoogd onnodige vertraging van de rechtspleging te voorkomen.
3.3.
De door verzoekster aangevoerde omstandigheden zijn aan haar bekend geworden tijdens de zitting op 8 oktober 2021. Het wrakingsverzoek is gedaan op 15 november 2022. Voor het tijdsverloop van meer dan één jaar is door verzoekster geen redelijke verklaring gegeven. Het verzoek is bovendien namens verzoekster door een advocaat ingediend, die wordt geacht er mee bekend te zijn dat een wrakingsverzoek zo spoedig mogelijk moet worden ingediend en dat een zaak (de zaak met kenmerk C/09/586410 / FA RK 19-9971 is bij beschikking van 5 november 2021 aangehouden) na aanhouding ervan in beginsel bij dezelfde rechter blijft. Voor zover verzoekster er niet van op de hoogte was dat de rechter de behandelend rechter bleef, geldt dat zij al bij brief van 20 juli 2022 is opgeroepen voor de zitting op 17 november 2022. In de oproep van de zitting staat vermeld dat de rechter één van de leden van de meervoudige kamer is. Tussen het moment van oproeping en het wrakingsverzoek is een periode van bijna vier maanden gelegen. Ook voor dit tijdsverloop is geen redelijke verklaring gegeven.
3.4.
Slotsom is dat het verzoek te laat is ingediend en dat verzoekster dan ook niet kan worden ontvangen in het verzoek. Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het voorgaande niet toegekomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk;
4.2.
bepaalt dat de behandeling van de onder 2.1 vermelde procedures worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
  • verzoekster;
  • de wederpartij in de hoofdzaak;
  • de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.J. Alt-van Endt, S.M. Krans en J. Brandt, in tegenwoordigheid van de griffier mr. I. Diephuis-Timmer en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.