ECLI:NL:RBDHA:2022:16074

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 oktober 2022
Publicatiedatum
14 september 2023
Zaaknummer
C/09/636282 / KG RK 22-1215
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter in bestuursrechtelijke procedure met betrekking tot naturalisatieverzoek

Op 19 oktober 2022 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van verzoekster, die zich wilde laten bijstaan in een bestuursrechtelijke procedure tegen de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Het wrakingsverzoek was ingediend op 6 oktober 2022, kort voor de zitting van de hoofdzaak die op 5 oktober 2022 plaatsvond. Verzoekster was niet ter zitting verschenen, omdat zij positief getest had op Covid-19 en in isolatie moest. Ondanks het ingediende wrakingsverzoek besloot de behandelend rechter de zitting door te laten gaan en deed hij na afloop van de zitting mondeling uitspraak. De wrakingskamer oordeelde dat het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk was, omdat de behandelend rechter na het indienen van het verzoek al een einduitspraak had gedaan. Dit betekende dat de rechter niet langer betrokken was bij de zaak, waardoor het wrakingsverzoek geen resultaat kon opleveren. De wrakingskamer benadrukte dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen inhoudt dat de uitspraak van de rechter alleen kan worden aangetast door het aanwenden van een rechtsmiddel. Verzoekster had geen belang meer bij het wrakingsverzoek en werd niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2022/67
zaak- /rekestnummer: C/09/636282 / KG RK 22-1215
Beslissing van 19 oktober 2022
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mr. G.P. Kleijn,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek, ingekomen op de griffie van de wrakingskamer op 6 oktober 2022.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer SGR 20/4082 tussen verzoekster en de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (hierna: de hoofdzaak).
2.2.
De hoofdzaak is op 5 oktober 2022 ter zitting behandeld. Kort voorafgaand aan de zitting heeft verzoekster het wrakingsverzoek ingediend. Hoewel na indiening van het wrakingsverzoek de behandeling van de hoofdzaak van rechtswege onmiddellijk wordt geschorst, heeft de rechter aanleiding gezien de zitting door te laten gaan. Verzoekster is niet ter zitting verschenen. Na afloop van de zitting heeft de rechter onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. In de (vervolgens op schrift gestelde) uitspraak staat het volgende, voor zover nu relevant:
“1. De rechter heeft aanleiding gezien de hoofdregel te doorbreken dat na het indienen van een wrakingsverzoek de behandeling van het beroep wordt geschorst. Hij is tot die beslissing gekomen op grond van de volgende bijzondere omstandigheden die naar zijn oordeel doorbreking van de hoofdregel in deze zaak rechtvaardigen.
2. Het beroep van eiseres (ontvangen op 4 juni 2020) ziet op de afwijzing van haar verzoek tot terugbetaling van de naturalisatiegelden die zij voor haar aanvraag van 2 januari 2018 tot verkrijging van het Nederlanderschap heeft betaald.
3. Gedurende de procedure is het contact van de griffie van de rechtbank met de gemachtigde moeizaam geweest. Toegezonden stukken weigerde de gemachtigde in ontvangst te nemen.
4. De gemachtigde heeft zich vanaf medio 2021 verzet tegen een behandeling van het beroep op een zitting. Een laatste verzoek om uitstel heeft de rechtbank afgewezen en bepaalt dat de zitting 5 oktober 2022 plaatsvindt.
5. De gemachtigde belemmert ook de voortgang van de afdoening door verweerder van het door haar tegen de afwijzing van het naturalisatieverzoek gemaakte bezwaar. Zij reageert niet of niet voortvarend op verzoeken van verweerder om een datum tot een hoorgelegenheid af te spreken.
6. Verder is het de rechter bekend dat de gemachtigde van eiseres bij deze rechtbank in andere procedures (AWB 19/7768 en 20/5802) een wrakingsverzoek heeft ingediend met als gevolg het niet doorgaan van de zitting. Na enige tijd trekt de gemachtigde het wrakingsverzoek vervolgens in.
7. Met haar gedrag legt de gemachtigde niet alleen een onevenredig beslag op de griffie maar ontregelt zij ook de goede procesorde. Dit leidt bij de rechtbank onder meer tot niet goed te verantwoorden verlies aan afdoeningscapaciteit waardoor andere procespartijen langer moeten wachten op de behandeling van hun zaak.
8. Verder is het de verwachting dat de gemachtigde met haar optreden ernstige schade toebrengt aan de belangen van eiseres. De bestuursrechter kan van zijn bevoegdheid gebruik maken om te weigeren dat de gemachtigde eiseres kan bijstaan of vertegenwoordigen (artikel 8:25 van de Awb).
9. Het niet doorbreken van de regel tot schorsing van de behandeling tot een beslissing op het wrakingsverzoek is gedaan, zou opnieuw leiden tot vertraging in de afdoening van het beroep en belasting van de organisatie. Daarmee is de procesorde niet gediend.
10. De rechtbank heeft deze procesbeslissing op de zitting bekendgemaakt.
11. De gemachtigde van verweerder heeft vervolgens naar voren gebracht dat het wrakingsverzoek haar niet verbaast, gelet op haar ervaringen met de gemachtigde van eiseres in de sinds 2 januari 2018 lopende naturalisatiewetprocedure.”
In de uitspraak is het beroep van verzoekster ongegrond verklaard.
2.3.
Nadat de rechter in de hoofdzaak uitspraak heeft gedaan, heeft hij het wrakingsverzoek doorgeleid aan de wrakingskamer. Het wrakingsverzoek is op 6 oktober 2022 ter griffie van de wrakingskamer binnengekomen.
2.4.
Verzoekster heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat de rechter weigerde de zitting uit te stellen, ondanks dat verzoekster positief getest is op Covid-19 en dat zij het testresultaat naar de rechtbank heeft gestuurd. Zij kan niet naar de rechtbank komen in verband met de geldende overheidsrichtlijnen. Zij moet in isolatie. Ook haar familieleden hebben Covid en kunnen haar niet vervangen. Daarnaast is volgens verzoekster in de aanloop naar de zitting alleen rekening gehouden met ongefundeerde en onredelijke verklaringen van de IND, ook als deze niet overeenkwamen met de feitelijke situatie, heeft zij zelf onvoldoende gelegenheid gekregen om te reageren en is er geen aandacht besteed aan wat er van haar kant is ingediend. Verder heeft zij er geen vertrouwen in dat de rechter in zaken waarin onzorgvuldigheid en onrechtmatig handelen van de IND centraal staat op een goede manier behandelt. Omdat de rechter lid is van de vaste wrakingskamer, wil verzoekster tot slot dat het wrakingsverzoek door een andere rechtbank wordt behandeld.

3.De beoordeling

3.1.
De wrakingskamer overweegt allereerst dat het wrakingsverzoek niet zal worden verwezen naar een andere rechtbank. Uitgangspunt is dat een wrakingsverzoek wordt behandeld door een wrakingskamer samengesteld uit leden van dezelfde rechtbank als waar de rechter tegen wie het wrakingsverzoek zich richt werkzaam is. Dat is niet anders als de gewraakte rechter lid is van de vaste wrakingskamer, waarbij de gewraakte rechter uiteraard geen lid mag zijn van de combinatie van rechters die het wrakingsverzoek beoordeelt. Er is geen sprake van bijzondere omstandigheden waarom in dit geval van genoemd uitgangspunt moet worden afgeweken.
3.2.
Op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een rechter die een zaak behandelt door een partij worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.3.
Inmiddels heeft de behandelend rechter, nadat verzoekster het wrakingsverzoek had ingediend, in strijd met het bepaalde in art. 8:16 lid 5 Awb, einduitspraak gedaan. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat de uitspraak van de rechter alleen kan worden aangetast door aanwending van een rechtsmiddel. Dit betekent dat de rechter niet langer bij de zaak betrokken is, hij is niet langer de behandelend rechter. Het wrakingsverzoek kan daarom niet tot enig resultaat leiden. Gelet hierop heeft verzoekster ook geen belang meer bij een wrakingsverzoek en moet zij niet-ontvankelijk worden verklaard in het verzoek.
3.4.
Voor behandeling van het wrakingsverzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek;
4.2.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, Awb wordt toegezonden aan:
  • verzoekster;
  • de wederpartij in de hoofdzaak;
  • de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.J. Alt-van Endt, S.M. Krans en J. Brandt, in tegenwoordigheid van de griffier mr. I. Diephuis-Timmer en in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.