ECLI:NL:RBDHA:2022:16070

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 september 2022
Publicatiedatum
25 augustus 2023
Zaaknummer
C/09/633402
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot nakoming van zorgregeling in kort geding met betrekking tot minderjarige kinderen

In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 september 2022, vordert de vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.S. Lösing, de moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. T. Kahya-Ekinci, te veroordelen tot nakoming van de omgangsregeling zoals vastgelegd in de beschikking van 20 mei 2022. De ouders zijn samen de ouders van een tweeling, geboren in 2017, en de moeder heeft het eenhoofdig ouderlijk gezag. De vader heeft eerder hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking. De omgangsregeling is in het verleden meerdere keren stopgezet door de moeder, die zorgen heeft geuit over de psychische veiligheid van de kinderen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat Veilig Thuis geen aanleiding heeft gezien om de omgang te stoppen en dat de moeder een patroon vertoont van het stopzetten van de omgang zonder gegronde redenen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de omgangsregeling moet worden hervat, omdat het in het belang van de kinderen is dat zij contact hebben met beide ouders. De moeder wordt veroordeeld tot nakoming van de zorgregeling, met een dwangsom van € 500 per keer dat zij deze niet naleeft, tot een maximum van € 15.000. Daarnaast wordt de moeder veroordeeld in de proceskosten van de vader, die op € 1.103,98 zijn begroot.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/633402 / KG ZA 22-716
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in kort geding ter zitting van 8 september 2022
in de zaak van
[de vader]te [woonplaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. D.S. Lösing,
tegen:
[de moeder]te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. T. Kahya-Ekinci te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de vader’ en ‘de moeder’.
Aanwezig is mr. W.G de Boer, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. T.D. van der Sanden, griffier.
Tevens zijn aanwezig beide partijen vergezeld van hun advocaat.
Nadat partijen hun standpunten hebben toegelicht, over en weer hebben gereageerd op de standpunten van de wederpartij en vragen van de voorzieningenrechter hebben beantwoord, heeft de voorzieningenrechter de zitting voor korte tijd geschorst. Na hervatting van de zitting heeft de voorzieningenrechter met toepassing van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) mondeling uitspraak gedaan. Deze luidt als volgt.

1.De gronden van de beslissing

1.1.
Vast staat dat partijen samen de ouders zijn van de minderjarige tweeling [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , beiden geboren op [geboortedatum] 2017 te Den Haag (hierna: de kinderen). De moeder is bij beschikking van 20 mei 2022 van deze rechtbank belast met het eenhoofdig ouderlijk gezag over kinderen. De vader heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.
1.2.
Bij vonnis van 15 november 2018 van de voorzieningenrechter van deze rechtbank is een voorlopige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de kinderen vastgesteld.
1.3.
Bij beschikking van 9 april 2019 van deze rechtbank zijn de kinderen onder toezicht gesteld van Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden. De ondertoezichtstelling was erop gericht de communicatie tussen partijen te verbeteren om tot goede afspraken over de omgang tussen de vader en de kinderen te komen. In het kader van de ondertoezichtstelling zijn de ouders begeleid door Family Supporters. De ondertoezichtstelling is nadien met één jaar verlengd.
1.4.
Bij beschikking van 1 juli 2020 van deze rechtbank is vervolgens een gewijzigde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld.
1.5.
Bij beschikking van 27 augustus 2020 van deze rechtbank is de omgang tussen de vader en de kinderen stopgezet. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat het contact tussen de vader en de kinderen een te hoge mate van onvoorspelbaarheid kent en de kinderen tijdens de overdracht teveel deelgenoot zijn van oplopende stress en spanning tussen partijen.
1.6.
Op 9 februari 2021 hebben partijen bij Family Supporters afspraken gemaakt over de omgang tussen de vader en de kinderen. Deze afspraken zijn niet nagekomen.
1.7.
Bij vonnis van 8 september 2021 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank partijen gelast de op 9 februari 2021 bij Family Supporters gemaakte afspraken na te komen. Desondanks zijn die afspraken niet nagekomen.
1.8.
Bij beschikking van 17 december 2021 van deze rechtbank is een voorlopige omgangsregeling vastgesteld, waarbij voorts is bepaald dat de ouder die zich niet stipt houdt aan de omgangsregeling aan de andere ouder een dwangsom verbeurt van € 50,-- per keer dat de omgangsregeling niet wordt nagekomen, met een maximum van € 2.000,--.
1.9.
De moeder heeft na een aantal contactmomenten de omgangsregeling stopgezet omdat zij zorgen had over de psychische veiligheid van de kinderen. Zij heeft haar zorgen aan haar huisarts gemeld, die vervolgens een melding heeft gedaan bij Veilig Thuis. Veilig Thuis heeft vervolgens aangegeven geen verder vervolg aan de melding te zullen geven.
1.10.
Bij beschikking van 20 mei 2022 van deze rechtbank is een opbouwende omgangsregeling vastgesteld, waarbij de dwangsom is verhoogd naar € 100,-- per keer dat de omgangsregeling niet wordt nagekomen, met een maximum van € 5.000,--.
1.11.
De moeder heeft na twee maanden wederom de omgangsregeling stopgezet en op 17 juli 2022 een melding gedaan bij Veilig Thuis. De vader heeft de kinderen sindsdien niet meer gezien. Bij brief van 18 augustus 2022 heeft Veilig Thuis kenbaar gemaakt dat zij de door de moeder gemelde zorgen niet kunnen bevestigen.
1.12.
De vader vordert in deze procedure voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad – zakelijk weergegeven – de moeder te veroordelen tot nakoming van de omgangsregeling zoals vastgelegd in de beschikking van 20 mei 2022, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,-- per keer dat de moeder daaraan niet meewerkt, met een maximum van € 15.000,--, en met veroordeling van de moeder in de proceskosten.
1.13.
De vrouw heeft ter zitting verweer gevoerd tegen het gevorderde.
1.14.
De vordering van de vader zal worden toegewezen. De voorzieningenrechter licht dit als volgt toe.
1.15.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat de omgangsregeling zoals opgenomen in de beschikking van 20 mei 2022 moet worden nageleefd. In deze beschikking is het immers in het belang van de kinderen geacht dat zij contact hebben met beide ouders. Dit kan echter anders zijn indien nadien feiten zijn voorgevallen die maken dat de omgangsregeling niet (meer) in het belang van de kinderen moet worden geacht.
1.16.
De moeder heeft zich op het standpunt gesteld dat omgang tussen de vader en kinderen in de huidige vorm niet meer in het belang van de kinderen is. Zij heeft in dit verband aangevoerd dat zij vermoedt dat de vader zich agressief richting de kinderen opstelt. Zo heeft zij van [minderjarige 1] na het laatste omgangsmoment vernomen dat de vader en de oma (vaderszijde) hem hard hebben vastgepakt. Ook heeft zij bij [minderjarige 1] een blauwe plek geconstateerd. De kinderen geven duidelijk aan dat zij niet meer naar de vader willen. Zolang de veiligheid van de kinderen niet is gewaarborgd kan de omgangsregeling geen doorgang vinden, aldus de moeder. Anders dan de moeder is de voorzieningenrechter van oordeel dat de omgangsregeling wel doorgang kan vinden. De moeder heeft naar aanleiding van haar zorgen een melding gedaan bij Veilig Thuis. Veilig Thuis is na uitvoerig onderzoek en overleg met alle betrokken hulpinstanties tot de conclusie gekomen dat er geen grond is voor de zorgen die door de moeder zijn geuit. Verder ziet de voorzieningenrechter in het handelen van de moeder een patroon waarbij de moeder de omgang regelmatig stopzet en meldingen doet bij diverse hulpverleningsinstanties, waarbij de omgang – nadat is geconstateerd dat er geen aanleiding is om de omgang te stoppen – vervolgens weer wordt hervat. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er dan ook geen contra-indicatie om het contact tussen de vader en de kinderen te herstellen. Een en ander leidt tot de slotsom dat de voorzieningenrechter van oordeel is dat de omgangsregeling tussen de vader en de kinderen moet worden hervat en daarom zal zij de moeder veroordelen om deze omgangsregeling na te komen.
1.17.
Ten aanzien van de door de vader gevorderde dwangsom overweegt de voorzieningenrechter het volgende. In de beschikkingen van 17 december 2021 en 20 mei 2022 is door de rechtbank een dwangsom verbonden aan de omgangsregeling. Ter zitting is gebleken dat de opgelegde en aangezegde dwangsom niet inbaar lijkt vanwege een mogelijk beslag dat rust op de bijstandsuitkering van de moeder. Dit beslag zou zijn gelegd vanwege diverse andere schulden van de moeder. Hoewel de kans aanwezig is dat een hogere dwangsom evenzeer niet inbaar is, is de voorzieningenrechter van oordeel dat in de onderhavige zaak oplegging van een hogere dwangsom, als signaalfunctie en als extra (financiële) stimulans tot nakoming van de omgangsregeling, is aangewezen. De op te leggen dwangsom zal derhalve worden toegewezen zoals verzocht.
1.18.
Het is gebruikelijk om in een geschil dat voortvloeit uit de omstandigheid dat partijen samen de ouders zijn van de kinderen de kosten te compenseren. Een kostenveroordeling wordt bij wijze van uitzondering uitgesproken in zaken waarin bijvoorbeeld (herhaald) tegen beter weten in wordt geprocedeerd of andere situaties van misbruik van procesrecht. De voorzieningenrechter ziet in de onderhavige zaak voldoende reden om af te wijken van het gebruikelijke uitgangspunt. De weigerachtige houding van de moeder leidt ertoe dat de vader keer op keer is genoodzaakt een gerechtelijke procedure te starten en zodoende nodeloos op kosten wordt gejaagd. De voorzieningenrechter zal derhalve de moeder in de kosten van dit geding veroordelen.
De vader heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging. Eisers met een toevoeging betalen een lager griffierecht. Verder worden in dat geval de kosten van de deurwaarder voor het uitbrengen van het exploot en/of advertentiekosten van rijkswege vergoed. Die kosten zijn dus niet voor rekening van de eisende partij. Deze partij heeft aan de deurwaarder slechts de in het exploot opgenomen kosten voor verschotten hoeven voldoen (artikel 40 lid 1 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000). Gelet op het voorgaande wordt de gedaagde partij slechts veroordeeld tot betaling van het lagere griffierecht, de verschotten en ten slotte tot vergoeding van het – hierna in het dictum vast te stellen – salaris van de advocaat. Deze vergoeding voor het salaris moet door de advocaat worden verrekend met de op grond van de Wet op de rechtsbijstand aan de advocaat toegekende vergoeding.

2.De beslissing

De voorzieningenrechter:
2.1.
veroordeelt de moeder tot nakoming van de zorgregeling vastgelegd in de beschikking van 20 mei 2022, in die zin dat de kinderen bij de vader zijn:
  • de eerste twee maanden na heden: iedere zaterdag van 11.00 uur tot 18.00 uur, waarbij de vader de woensdag daarvoor om 20.00 uur naar de moeder belt om te bevestigen dat de omgang doorgang zal vinden;
  • vervolgens voor de duur van twee maanden: iedere zaterdag van 11.00 uur tot 18.00 uur, alsmede om de week op woensdag van 11.00 uur (of uit school) tot 18.00 uur;
  • vervolgens voor de duur van twee maanden: om de week van zaterdag 11.00 uur tot zondag 11.00 uur;
  • vervolgens voor de duur van twee maanden: om de week zaterdag 11.00 uur tot zondag 11.00 uur en in de andere week op woensdag van 11.00 uur (of uit school) tot 18.00 uur;
  • vervolgens voor de duur van twee maanden: om de week van zaterdag 11.00 uur tot zondag 18.00 uur en in de andere week op woensdag van 11.00 uur (of uit school) tot 18.00 uur;
  • vervolgens: om de week van vrijdag uit school tot zondag 18.00 uur en in de andere week op woensdag van 11.00 uur (of uit school) tot 18.00 uur.
  • waarbij na de kerstvakantie van 2022 de vakanties en feestdagen in onderling overleg bij helfte worden verdeeld;
  • waarbij de moeder de kinderen naar de vader brengt en de vader de kinderen bij de moeder terugbrengt, en vanaf het moment dat de kinderen naar school gaan, de vader de kinderen bij die betreffende omgangsmomenten uit school haalt;
2.2.
bepaalt dat de moeder een dwangsom van € 500,-- verbeurt voor iedere keer dat zij de onder 2.1 vermelde zorgregeling niet nakomt, tot een maximum van € 15.000,--;
2.3.
veroordeelt de moeder de kosten van dit geding aan de vader te betalen, tot dusverre aan de zijde van de vader begroot op € 1.103,98,--, waarvan € 1.016,-- aan salaris advocaat, € 86,-- aan griffierecht en € 1,98 aan verschotten;
2.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
2.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
WAARVAN PROCES-VERBAAL,
…………………………………. …………………………………
mr. T.D. van der Sanden mr. W.G. de Boer