In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de beslissing van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) van 14 februari 2022, waarbij haar bezwaar tegen de intrekking van de Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO-aanvulling) niet-ontvankelijk is verklaard. Eiseres stelt dat de besluiten van 25 februari 2021 niet op de juiste wijze zijn bekendgemaakt, omdat deze niet rechtstreeks naar haar zijn verzonden, maar naar een adres waar zij niet verblijft. Eiseres heeft pas via haar gemachtigde kennisgenomen van de besluiten, wat volgens haar betekent dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend.
De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de besluiten op 26 februari 2021 zijn verzonden naar het door eiseres opgegeven correspondentieadres en dat een afschrift van deze besluiten ook naar de gemachtigde is gestuurd. De rechtbank concludeert dat eiseres en haar gemachtigde op de hoogte waren van de besluiten, waardoor de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift eindigde op 9 april 2021. Het bezwaarschrift, gedateerd 9 april 2021, is pas op 13 april 2021 door de SVB ontvangen, wat betekent dat het niet tijdig is ingediend.
De rechtbank oordeelt dat er geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die wijzen op een verschoonbare termijnoverschrijding. Daarom heeft de SVB het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter C.J. Waterbolk en is openbaar uitgesproken op 22 november 2022.