ECLI:NL:RBDHA:2022:16051

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 november 2022
Publicatiedatum
16 augustus 2023
Zaaknummer
22_921
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift inzake de intrekking van de Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de beslissing van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) van 14 februari 2022, waarbij haar bezwaar tegen de intrekking van de Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO-aanvulling) niet-ontvankelijk is verklaard. Eiseres stelt dat de besluiten van 25 februari 2021 niet op de juiste wijze zijn bekendgemaakt, omdat deze niet rechtstreeks naar haar zijn verzonden, maar naar een adres waar zij niet verblijft. Eiseres heeft pas via haar gemachtigde kennisgenomen van de besluiten, wat volgens haar betekent dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend.

De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de besluiten op 26 februari 2021 zijn verzonden naar het door eiseres opgegeven correspondentieadres en dat een afschrift van deze besluiten ook naar de gemachtigde is gestuurd. De rechtbank concludeert dat eiseres en haar gemachtigde op de hoogte waren van de besluiten, waardoor de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift eindigde op 9 april 2021. Het bezwaarschrift, gedateerd 9 april 2021, is pas op 13 april 2021 door de SVB ontvangen, wat betekent dat het niet tijdig is ingediend.

De rechtbank oordeelt dat er geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die wijzen op een verschoonbare termijnoverschrijding. Daarom heeft de SVB het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter C.J. Waterbolk en is openbaar uitgesproken op 22 november 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/921

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 november 2022 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. S. van der Eijk),
en

de raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB), verweerder

(gemachtigde: mr. P.C. van der Voorn).

Procesverloop

Eiseres heeft tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 14 februari 2022 (het bestreden besluit) beroep ingesteld. Bij dat besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet tijdig was ingediend.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. In deze beroepszaak moet de rechtbank beoordelen of verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in verband met het overschrijden van de bezwaartermijn.
3.1
Op grond van artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken. Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
3.2
Op grond van artikel 3:41, eerste lid, van de Awb geschiedt de bekendmaking van besluiten door toezending of uitreiking aan de belanghebbende.
3.3
Op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ingevolge het tweede lid van artikel 6:9 van de Awb is een bezwaarschrift bij verzending per post tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
3.4
Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4. Bij besluit van 25 februari 2021 heeft verweerder de Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO‑aanvulling) van eiseres over de periode van
5 februari 2018 tot en met 31 juli 2020 ingetrokken
.Bij besluit van dezelfde datum heeft verweerder van eiseres een bedrag van € 34.022,54 aan reeds uitgekeerde AIO‑aanvulling teruggevorderd. Vast staat dat deze besluiten op 26 februari 2021 zijn verzonden, zodat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde op 9 april 2021.
5. Het bezwaarschrift, gedateerd 9 april 2021, is bij verweerder ontvangen op
13 april 2021. Op de enveloppe staat een poststempel van 12 april 2021. Het bezwaarschrift is dus, gelet op artikel 6:9, tweede lid, van de Awb niet tijdig ingediend.
6. Eiseres voert aan dat de besluiten van 24 (lees: 25) februari 2021 niet op de voorgeschreven wijze bekend zijn gemaakt. Volgens eiseres zijn de besluiten niet rechtstreeks naar haar verzonden, maar naar een adres waarop zij niet verblijft. Uiteindelijk heeft zij via haar gemachtigde van de besluiten kennis genomen. Dit betekent volgens eiseres dat het bezwaarschrift niet te laat was. Immers, de termijn van zes weken begint pas nadat een besluit op de voorgeschreven termijn bekend is gemaakt.
7. Uit het dossier blijkt dat de besluiten van 25 februari 2021 zijn verzonden naar het door eiseres zelf bij verweerder opgegeven correspondentieadres. Bovendien is een afschrift van deze besluiten bij brief van 26 februari 2021 aan de (bij verweerder bekende) gemachtigde van eiseres toegezonden. Niet aannemelijk is dat er sprake is geweest van mislukte verzending. Uit het bezwaarschrift van 9 april 2021 blijkt namelijk dat de gemachtigde van eiseres de besluiten van 25 februari 2021 heeft ontvangen en daarmee dus bekend was. Hiermee staat vast dat de besluiten van 25 februari 2021 op de voorgeschreven wijze bekend zijn gemaakt. Het betoog van eiseres dat hiervan geen sprake is geweest, faalt.
8. Van de kant van eiseres zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Hieruit volgt dat verweerder het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
9. Het beroep is derhalve ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van A. Jansen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 november 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.