Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 november 2022 in de zaak tussen
[eiser], te [woonplaats], eiser
het college van burgemeester en wethouders van Leiden, verweerder
Procesverloop
.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Leiden. De eiser had in 2019 een schuldhulpverleningstraject aangevraagd, maar dit traject werd door de gemeente beëindigd op 13 december 2019, omdat de eiser nieuwe schulden had gemaakt en niet voldeed aan de medewerkingsplicht. De eiser had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond en handhaafde de beëindiging van de schuldhulpverlening. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder de schending van de inlichtingenplicht door de eiser, die niet had gemeld dat hij een nieuwe baan had met een auto van de zaak. De rechtbank concludeerde dat de gemeente terecht had besloten om de schuldhulpverlening te beëindigen, omdat de eiser niet alleen nieuwe schulden had gemaakt, maar ook niet had voldaan aan zijn verplichtingen om informatie te verstrekken. De rechtbank oordeelde dat de beëindiging van de schuldhulpverlening gerechtvaardigd was en verklaarde het beroep van de eiser ongegrond. Daarnaast werd het beroep tegen de tijdelijke uitsluiting van de schuldhulpverlening voor een jaar doorverwezen naar de gemeente voor behandeling als bezwaar, omdat de termijn van een jaar inmiddels was verstreken. De rechtbank gaf aan dat het in het belang van de eiser zou zijn om te bespreken of hij opnieuw in aanmerking kon komen voor schuldhulpverlening.