ECLI:NL:RBDHA:2022:16042

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 april 2022
Publicatiedatum
11 augustus 2023
Zaaknummer
NL22.22284
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvragen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 20 april 2023, wordt het beroep van eisers behandeld, die zich hebben beklaagd over het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op hun asielaanvragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat op 25 januari 2023 alsnog een inwilligend besluit is genomen door verweerder, waardoor het beroep van eisers mede gericht is tegen dit besluit. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet noodzakelijk werd geacht.

De rechtbank overweegt dat wanneer een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkenen in beroep kunnen gaan. In dit geval heeft verweerder inmiddels een besluit genomen, waardoor het beroep van eisers geen zin meer heeft. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eisers geen procesbelang meer hebben bij hun oorspronkelijke beroep. Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder in de proceskosten van eisers moet worden veroordeeld, aangezien het bestreden besluit te laat is genomen.

De proceskosten zijn vastgesteld op € 418,50, waarbij rekening is gehouden met de overschrijding van de beslistermijn. De rechtbank heeft de proceskostenveroordeling beperkt tot het bedrag dat in één zaak zou worden toegekend, omdat de zaken inhoudelijk samenhangen. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf in aanwezigheid van griffier O.G. Hulsman en is openbaar gemaakt op 20 april 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.22282 en NL22.22284
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiser 1]en
[eiser 2], eisers
V-nummers: [V nummer 1] & [V nummer 2]
(gemachtigde: mr. M.J.W. Melchers), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eisers, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op
de hun asielaanvragen.
Op 25 januari 2023 heeft verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen op de aanvragen. Het beroep van eisers wordt geacht mede gericht te zijn tegen het inwilligende besluit.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Dat is wat eisers hebben gedaan. Inmiddels heeft verweerder wel een besluit genomen. Verweerder heeft dus gedaan wat eisers wilden en de rechtbank hoeft dit dan ook niet meer aan verweerder op te dragen. Omdat eisers het beroep niet hebben ingetrokken, moet de rechtbank nog wel een beslissing nemen over het beroep.
3. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk. De rechtbank zal geen uitspraak doen over de vraag of eisers gelijk hadden met hun beroep. Dit is om de volgende reden. Eisers wilden met hun beroep bereiken dat verweerder zou beslissen op hun aanvragen. Omdat verweerder inmiddels heeft beslist, heeft het beroep van eisers geen zin meer. Eisers hebben daarom geen belang meer bij zijn oorspronkelijke beroep (geen procesbelang).
Proceskostenveroordeling
4. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eisers redelijkerwijs hebben moeten maken, nu het bestreden besluit van 25 januari 2023 te laat is genomen en het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit terecht is ingesteld door eisers. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de andere partij laten betalen
1. Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
(artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
5. De rechtbank stelt de proceskosten van eisers die verweerder moet betalen vast op
€ 418,50. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5).
6. Verder beschouwt de rechtbank deze zaken vanwege de inhoud als samenhangende zaken. Daarom blijft de hoogte van de vergoeding beperkt tot het bedrag dat in één zaak zou worden toegekend (artikel 3 Bpb). De rechtbank kent de proceskostenveroordeling toe in de zaak met nummer NL22.22282.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep voor zover gericht tegen het niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50, toe te kennen in de zaak met nummer NL22.22282.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
O.G. Hulsman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
20 april 2023

Documentcode: [Documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.