ECLI:NL:RBDHA:2022:1604

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 januari 2022
Publicatiedatum
1 maart 2022
Zaaknummer
C/09/576161 / HA ZA 19-703
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis inzake de overdracht van beheer en rekening en verantwoording door voormalig vereffenaars van een nalatenschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 januari 2022 een eindvonnis gewezen in een civiele procedure tussen voormalige vereffenaars van een nalatenschap en de erfgenamen. De eisers, [eiser 1], [eiser 2] en [eiser 3], waren benoemd als vereffenaars van de nalatenschap van de vader van de gedaagden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de voormalige vereffenaars de goederen en gelden van de nalatenschap aan de gedaagden moeten overdragen. Tevens hebben de eisers verantwoording afgelegd over hun werkzaamheden en kosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers een bedrag van € 212.016,09 aan de gedaagden moeten overmaken, en dat de rekening en verantwoording zijn goedgekeurd. De rechtbank heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis volgt op een tussenvonnis van 27 januari 2021, waarin de rechtbank al had geoordeeld dat de eisers de specificaties van hun kosten moesten overleggen. De rechtbank heeft de vorderingen van de gedaagden in reconventie toegewezen, terwijl de vorderingen van de eisers in conventie zijn afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
Zaaknummer / rolnummer: C/09/576161 / HA ZA 19-703
Vonnis van 19 januari 2022
in de zaak van
1.
[eiser 1], in de hoedanigheid van voormalig vereffenaar in de nalatenschap van [erflater] ,
2.
[eiser 2] ,in de hoedanigheid van voormalig vereffenaar in de nalatenschap van [erflater] ,
3.
[eiser 3], notaris,
allen werkzaam bij Notariaat [naam] te [plaats] ,
allen te [plaats] ,
eisers in conventie in de hoofdzaak,
verweerders in reconventie in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. P.G. Knoppers te Amsterdam ,
tegen

1.[gedaagde 1] , te [plaats 1] ,

gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in reconventie in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
thans zonder advocaat, voorheen mr. C.I. Zaad te Den Haag ,
2.
[gedaagde 2], te [plaats 2] ,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in reconventie in de hoofdzaak,
advocaat mr. P.W.M. Steenbergen te Voorhout, gemeente Teylingen,
3.
[gedaagde 3], te [plaats 3] ,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiser in reconventie in de hoofdzaak,
advocaat mr. C.S.M. Ruijgrok te Amsterdam ,
4.
[gedaagde 4], te [plaats 4] ,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiser in reconventie in de hoofdzaak,
advocaat mr. C.S.M. Ruijgrok te Amsterdam .
Eisers in conventie/verweerders in reconventie worden hierna gezamenlijk [eisers] genoemd en ieder afzonderlijk respectievelijk [eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] .
Gedaagden in conventie/eisers in reconventie worden hierna afzonderlijk [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] genoemd en gezamenlijk [gedaagden]

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 27 januari 2021 (hierna: het tussenvonnis) en de daarin genoemde gedingstukken;
  • de akte na tussenvonnis tevens houdende akte vermeerdering van eis in reconventie, met producties, namens [gedaagde 4] en [gedaagde 3] ;
  • de akte, met productie, namens [gedaagde 2] ;
  • de antwoordakte na tussenvonnis tevens voorwaardelijk verwijzingsverzoek, met productie, namens [eisers] ;
  • het proces-verbaal van de op 20 september 2021 gehouden comparitie van partijen;
  • de akte na mondelinge behandeling tevens reactie vermeerdering eis namens [eisers] , met productie;
  • de antwoorde akte namens [gedaagde 3] en [gedaagde 4] , met producties;
  • de antwoord-akte namens [gedaagde 2] .
1.2.
Het proces-verbaal van comparitie van de mondelinge behandeling van 20 september 2021 is buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld correcties van feitelijke aard per brief aan de rechtbank kenbaar te maken. [eisers] hebben hiervan gebruik gemaakt bij brief van 7 oktober 2021. Deze brief maakt thans deel uit van het griffiedossier voor zover het opmerkingen van feitelijke aard betreft.
1.3.
De rechtbank heeft begrepen dat mr. Knoppers tijdens de mondelinge behandeling van 20 september 2021 de rechtbank heeft verzocht om [persoon] , één van de voormalig vereffenaars, als partij aan de zijde van eisers op te nemen. [gedaagden] gingen hiermee akkoord. Mr. Knoppers heeft op dat punt in de brief van 7 oktober 2021 geschreven dat zij zich nadrukkelijk niet heeft gesteld namens [persoon] , dat [persoon] in de procedure dient te worden betrokken, maar als niet-verschenen moet worden aangemerkt. Gelet hierop heeft de rechtbank [persoon] niet als eiser opgenomen. De rechtbank kan op pragmatische gronden voorbijzien aan bepaalde formaliteiten die vervuld dienen te worden om in een procedure te kunnen verschijnen indien alle betrokkenen hier mee akkoord zijn. Echter zonder advocaat kan [persoon] niet aan de zijde van eisende partij in de procedure verschijnen.
1.4.
[gedaagde 2] heeft nog bij brief van 26 januari 2021 gereageerd op het proces-verbaal van de zitting van 13 januari 2021. Deze brief maakt deel uit van het griffiedossier, maar in deze fase van de procedure is op de inhoud ervan geen acht meer geslagen.
1.5.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

2.De vorderingen

Procedure tot nu toe

2.1.
[eiser 1] en [eiser 2] zijn voormalige vereffenaars in de nalatenschap van de vader van [gedaagden] (de vader hierna: erflater). Zij zijn, samen met de heer [persoon] , op enig moment door de rechtbank in deze functie benoemd ( [eiser 1] , [eiser 2] en [persoon] hierna gezamenlijk te noemen de voormalige vereffenaars). [gedaagde 1] had bezwaar tegen deze benoeming. Partijen hebben hierover bij de rechtbank Den Haag en bij het gerechtshof Den Haag geprocedeerd. Het hof vond dat de voormalige vereffenaars konden aanblijven als vereffenaars. In de beschikking van 1 maart 2017 heeft het hof onder meer geschreven dat ook [gedaagde 3] de voormalige vereffenaars kennelijk verwijten maakte. Later hebben de voormalige vereffenaars zelf de rechtbank gevraagd hen van hun functie te ontheffen. Dat heeft de rechtbank inderdaad toen gedaan.
2.2.
[eisers] hebben nog goederen en gelden van de nalatenschap onder zich en die willen ze graag aan [gedaagden] overdragen. Daarom zijn ze deze procedure gestart. Ook hebben ze in de dagvaarding geschreven dat [eiser 1] en [eiser 2] rekening en verantwoording (willen) afleggen over de periode dat ze vereffenaar waren en dat ze willen dat de rechtbank de rekening en verantwoording goedkeurt.
2.3.
[gedaagden] hebben op hun beurt ook vorderingen ingediend. Zij wilden onder meer specificaties van het door [eiser 1] en [eiser 2] in rekening gebrachte loon en van de door hen gemaakte kosten. En zij willen ook dat [eisers] de goederen en gelden van erflater die zij nog onder zich hebben overdragen.
2.4.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank geoordeeld dat [eisers] inderdaad de specificaties moeten overleggen. [eisers] hebben de stukken zoals opgedragen door de rechtbank aan [gedaagde 4] toegestuurd. [gedaagden] hebben in twee aktes hierop gereageerd. En daarop hebben [eisers] weer gereageerd. Na de mondelinge behandeling hebben partijen ook nog aktes genomen, waarin zij specifiek zijn ingegaan op de bezwaren die [gedaagden] hebben geuit ten aanzien van de overgelegde specificaties.
Wijzigingen in vorderingen van [eisers] / bevoegdheid rechtbank
Standpunt [eisers]
2.5.
In hun eerste akte na het tussenvonnis hebben [eisers] geschreven dat zij hun vordering zoals opgenomen in de dagvaarding onder IV. intrekken. Met deze vordering vroegen ze de rechtbank voor recht te verklaren dat zij rekening en verantwoording hebben afgelegd. Tijdens de mondelinge behandeling van 20 september 2021 heeft mr. Knoppers uitdrukkelijk verklaard dat [eisers] deze vordering niet intrekken. De rechtbank zal deze vordering dan ook verder behandelen.
2.6.
Zoals in het tussenvonnis is overwogen dienen de voormalige vereffenaars op grond van artikel 4:207 van het Burgerlijk Wetboek (BW) rekening en verantwoording af te leggen aan [gedaagden] als opvolgend vereffenaars. Op grond van artikel 4:207 BW in samenhang met artikel 4:161 lid 1 BW dienen de vereffenaars deze rekening en verantwoording af te leggen ten overstaan van de rechter die hen heeft benoemd. Omdat de voormalige vereffenaars zijn benoemd door de rechtbank, moeten zij rekening en verantwoording afleggen ten overstaan van de rechtbank. De rechtbank heeft zich dan ook in het tussenvonnis bevoegd verklaard kennis te nemen van de vordering van [eisers] inzake de rekening en verantwoording. [gedaagde 1] had de rechtbank namelijk verzocht zich op dit punt onbevoegd te verklaren.
2.7.
[eisers] hebben de rechtbank in hun eerste schriftelijke reactie na het tussenvonnis voorwaardelijk verzocht de vordering in reconventie van [gedaagden] alsnog ambtshalve te verwijzen naar de sector kanton van deze rechtbank. De voorwaarde die ze stellen, is dat de rechtbank in de vordering in reconventie leest dat de vordering tot overleggen van de specificaties bij de door [eiser 1] en [eiser 2] overgelegde rekening en verantwoording ook inhoudt dat de rechtbank inhoudelijk moet oordelen over deze specificaties en daarmee ook inhoudelijk gaat oordelen over het loon van de vereffenaars waaronder begrepen de vereffeningskosten en de kosten van juridische bijstand (deze kosten gezamenlijk hierna: het loon en de kosten).
[eisers] vinden namelijk dat in de wet staat dat alleen de kantonrechter over het loon en de kosten kan oordelen. Zij vinden dat vanwege de volgende redenen:
(i) [eisers] waren aangesteld als vereffenaars van de nalatenschap van erflater. In dat geval kan de nalatenschap alleen worden afgewikkeld als de vereffenaars een uitdelingslijst opstellen waarin onder meer wordt opgenomen wat de kosten van de vereffenaars zijn geweest: dus ook wat het loon en de kosten zijn waarop van [eisers] recht hebben. Deze uitdelingslijst moeten vereffenaars deponeren bij de kantonrechter;
(ii) [gedaagden] zijn de nieuwe vereffenaars en zij moeten dus in die hoedanigheid deze uitdelingslijst opstellen en deponeren. Daarin moeten ze het loon en de kosten waarop [eisers] recht hebben, opnemen. Dit zijn de bedragen zoals opgenomen in de rekening en verantwoording van [eisers] zoals overgelegd bij de dagvaarding. De kantonrechter heeft deze bedragen immers al eerder in beschikkingen goedgekeurd;
(iii) Als [gedaagden] als erfgenamen niet akkoord zijn met de uitdelingslijst, kunnen ze in verzet komen bij de kantonrechter. De kantonrechter gaat dan oordelen over het loon en de kosten zoals door [eisers] opgegeven. Sterker nog, aldus [eisers] , de kantonrechter heeft hierover al geoordeeld in eerdere beschikkingen en daarmee staat ook voor [gedaagden] vast dat het door [eisers] opgegeven loon en de kosten redelijk zijn;
(iv) Als de erfgenamen het niet eens zijn met de beslissing van de kantonrechter op hun verzet tegen de uitdelingslijst, kunnen ze de Hoge Raad, de hoogste rechters in het land, om een beslissing vragen.
[eisers] vinden dat het niet klopt als de rechtbank in deze procedure gaat oordelen over hun loon en de kosten. Want tegen een beslissing van de rechtbank staat hoger beroep open. En dat is dus niet de bedoeling van de wetgever: de kantonrechter moet oordelen en daarna de Hoge Raad.
2.8.
Omdat aldus de kantonrechter als enige bevoegd is over het loon en de kosten van [eisers] te oordelen, kan de kantonrechter, “
uit een oogpunt van proceseconomie”, net zo goed ook oordelen over de door [eisers] af te leggen rekening en verantwoording, aldus nog steeds [eisers] Gelet hierop vorderen [eisers] uit een oogpunt van proceseconomie om alle rechtsgeschillen met betrekking tot de vereffening in eerste aanleg te laten beslissen door de kantonrechter. Het betreft volgens [eisers] (i) het loon, (ii) de machtigingen kosten juridische bijstand en (iii) de rekening en verantwoording. In deze procedure zou dit als volgt uitwerken: de rechtbank kan de vordering in conventie onder I inzake de overdracht van de goederen toewijzen, omdat zij daar al over heeft beslist, zij kan de vordering onder II – de verklaring voor recht dat alle gelden uit de nalatenschap die [eisers] onder zich houden met behoud van het erop rustende beslag kunnen worden overgeboekt naar de derdengeldrekening van één van de advocaten van [gedaagden] – toewijzen en de vorderingen in reconventie verwijzen naar de kantonrechter. Over het lot van de overige vorderingen in conventie hebben [eisers] zich in hun eerste akte niet uitgelaten.
Oordeel rechtbank
2.9.
De rechtbank gaat de vorderingen in reconventie niet ambtshalve verwijzen naar team kanton van deze rechtbank. De rechtbank gaat oordelen over de door [eisers] overgelegde specificaties en daarmee over de hoogte van het loon en de kosten van de voormalige vereffenaars.
2.10.
De rechtbank heeft in het tussenvonnis al overwogen dat [gedaagden] niet zijn gebonden aan hetgeen de kantonrechter in eerdere beslissingen over het loon en de kosten van de voormalige vereffenaars heeft bepaald. [eisers] moesten van de rechtbank dan ook de specificaties bij de door hen opgevoerde kosten overleggen, zoals [gedaagden] hadden gevorderd.
2.11.
In de dagvaarding vorderden [eisers] dat de rechtbank voor recht verklaart dat zij rekening en verantwoording hebben afgelegd. Betoogd zou kunnen worden dat zij op basis van deze vordering – omdat ze enkel een verklaring voor recht vragen – in deze procedure niet verplicht kunnen worden rekening en verantwoording af te leggen, mocht de rechtbank van oordeel zijn dat ze dat nog niet hebben gedaan. De rechtbank komt echter aan een oordeel hierover niet toe, omdat dit wel kan op basis van de vorderingen in reconventie.
In reconventie vorderen [gedaagde 4] , [gedaagde 3] en [gedaagde 2] namelijk dat [eisers] worden veroordeeld het bedrag dat zij nog onder zich hebben naar de derdengeldrekening van de advocaat van [gedaagde 4] over te maken. De rechtbank heeft in het tussenvonnis al geoordeeld dat zij dit gedeelte van de vorderingen gaat toewijzen. Om te kunnen beoordelen welk bedrag [eisers] dienen over te maken, dient de rechtbank te beoordelen op welke bedragen [eisers] recht hebben. Om dat te kunnen doen moet de rechtbank ook beoordelen welk loon en welke kosten [eisers] aan de erfgenamen in rekening kunnen brengen. Daardoor moet de rechtbank ook oordelen over het door de voormalige vereffenaars in rekening gebrachte loon en de kosten.
2.12.
De omstandigheid dat alleen de kantonrechter bevoegd is te oordelen over een mogelijke uitdelingslijst, maakt dit niet anders. In de eerste plaats houden [eisers] geen rekening met artikel 4:221 lid 2 BW. Dit artikel bepaalt dat een uitdelingslijst niet behoeft te worden neergelegd als alle bekende schulden kunnen worden betaald. Tot de nalatenschap behoort nu, na aftrek van het door [eisers] gevorderde loon en kosten, in ieder geval een bedrag van € 200.000. Daarnaast behoeft alleen het aan [gedaagde 2] toegekende legaat in de vorm van de woning in Spanje nog te worden afgegeven. Andere schuldeisers zijn niet bekend. Dit betekent dat het zeer waarschijnlijk is dat er nooit een uitdelingslijst zal worden neergelegd. Alle schulden kunnen immers worden betaald.
Volgens de voormalig vereffenaars hebben we te maken met een zware vereffening en is artikel 4:221 BW alleen van toepassing op de lichte vereffening. Maar dit standpunt volgt de rechtbank niet. De situatie als omschreven in artikel 4:221 lid 2 BW doet zich hier voor. Bovendien is een zware vereffening alleen nodig als de nalatenschap negatief is en “met de best denkbare waarborgen moet worden afgewikkeld.” Dat is hier niet aan de orde.
2.13.
Verder is de rechtbank bevoegd te oordelen over de rekening en verantwoording die [eisers] moeten afleggen aan [gedaagden] als opvolgende vereffenaars. De beoordeling over de hoogte van hun loon en de kosten in het kader van het bedrag dat ze aan [gedaagden] moeten overmaken, past binnen het kader van deze af te leggen rekening en verantwoording.
Wijzigingen in de vorderingen in reconventie van [gedaagde 4] en [gedaagde 3]
2.14.
[gedaagde 4] en [gedaagde 3] hebben in hun akte na tussenvonnis tevens houdende akte vermeerdering van eis in reconventie hun eis gewijzigd. Thans vorderen [gedaagde 4] en [gedaagde 3] bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de veroordeling van [eisers] om:
I. de onder punt 27 van de dagvaarding genoemde zaken binnen veertien dagen na betekening van het vonnis door feitelijke terbeschikkingstelling over te dragen aan [gedaagde 4] ;
II. alle gelden die zij onder zich houden en waarop beslag rust binnen twee weken na de vonnisdatum over te boeken op de derdengeldenrekening van Silk Advocaten & Mediators B.V. te Amsterdam (rekeningnummer [rekeningnummer] );
III. aan [gedaagde 4] en [gedaagde 3] binnen veertien dagen na de vonnisdatum een kopie te verstrekken van de aan [eisers] door de rechtbank Den Haag , sector kanton, verstrekte toestemming om [advocaat 1] en [advocaat 2] in de mate waarin dat heeft plaatsgevonden en tegen de door deze advocaten in rekening gebrachte tarieven, in te schakelen;
IV. aan [gedaagde 4] en [gedaagde 3] binnen veertien dagen na de vonnisdatum een kopie te verstrekken van a). de correspondentie en (indien aanwezig) de gespreksnotities ten aanzien van hun contact met AON en DAS in 2016 en 2017 en b). (indien aanwezig) de aan de rechtbank Den Haag toegezonden verslagen met betrekking tot het verloop van de vereffening en een nadere toelichting te geven op het overleg met AON en DAS en het besluit van de voormalig vereffenaars de hiermee verband houdende werkzaamheden bij de nalatenschap in rekening te brengen, kosten rechtens.
2.15.
[eisers] maken bezwaar tegen deze eiswijziging. [eisers] betogen dat de eiswijziging in dit stadium van de procedure in strijd is met de goede procesorde. Verder is de eiswijziging onvoldoende onderbouwd en ontbreekt een juridische grondslag. Voorts ontbreekt het belang van [gedaagde 4] en [gedaagde 3] bij deze vordering.
2.16.
De gewijzigde eis van [gedaagde 4] en [gedaagde 3] is alleen nieuw voor wat betreft de vorderingen onder III. en IV. De vorderingen onder I. en II. hadden ze al eerder ingediend.
De gewijzigde vorderingen onder III. en IV. staat de rechtbank niet toe. Die hebben [gedaagde 4] en [gedaagde 3] te laat ingediend. De rechtbank kan de procedure niet weer aanhouden omdat er weer nieuwe stukken worden gevraagd. Voor de stukken onder III. geldt bovendien dat de kantonrechter in eerdere beschikkingen al een (voorlopig) oordeel heeft gegeven over de gemaakte kosten voor juridische bijstand. Daarom is aannemelijk dat [eisers] voor het maken van die kosten aan de wettelijke formaliteiten hebben voldaan.
Voor de stukken onder IV. hebben [gedaagde 4] en [gedaagde 3] niet duidelijk gemaakt wat hun belang is bij het overleggen van deze stukken. Zij hebben geconcludeerd dat zij de kosten die [eisers] hebben gemaakt in contacten met DAS en AON niet willen betalen. Waarom ze dan wel willen weten wat [eisers] met deze partijen hebben besproken, is voor de rechtbank niet duidelijk.
Vorderingen in reconventie van [gedaagde 2]
2.17.
[gedaagde 2] verzoekt de rechtbank in haar eerste akte om [eisers] en [advocaat 1] opdracht te geven allerhande bescheiden in het geding te brengen. Zij heeft haar eis op dit punt echter niet gewijzigd. De rechtbank behandelt dit verzoek dan ook niet.

3.De verdere beoordeling

in conventie en in reconventie

Overdracht beheer
3.1.
Zoals in het tussenvonnis is overwogen zal de rechtbank voor recht verklaren dat [eisers] de goederen dienen over te dragen aan [gedaagde 4] en dat de gelden op de derdengeldrekening van [eiser 3] dienen te worden overgemaakt naar de derdengeldrekening van het kantoor van de advocaat van [gedaagde 4] en [gedaagde 3] (rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van Beheer Derdengelden Silk Advocaten en mediators), onder de nadrukkelijke voorwaarde dat de rechten van de beslaglegger worden gewaarborgd.
De rechtbank zal [eisers] hiertoe ook veroordelen, zodat [gedaagden] een executoriale titel hiertoe hebben, zoals zij vorderen. De rechtbank zal aan de veroordeling geen dwangsom verbinden omdat zij geen aanleiding ziet aan te nemen dat [eisers] de goederen niet over zullen dragen of de gelden niet over zullen maken.
Rekening en verantwoording
3.2.
[eisers] willen een bedrag van € 199.116,09 overmaken. De rechtbank gaat [eisers] veroordelen tot het overmaken van dit bedrag vermeerderd met een bedrag van € 12.900. De rechtbank licht dit laatste bedrag hierna toe.
Dit leidt tot een totaalbedrag van € 212.016,09. Het bedrag moet worden overgemaakt naar de derdengeldrekening van de advocaat van [gedaagde 4] en [gedaagde 3] .
3.3.
In hun aktes van 31 maart 2021 hebben [gedaagden] vragen gesteld bij de door [eisers] overgelegde stukken. Bij akte van 27 oktober 2021 hebben [eisers] hierop gereageerd. Voor zover zij in deze akte bezwaren formuleren tegen beslissingen van de rechtbank in het vonnis van 27 januari 2021, gaat de rechtbank hieraan voorbij. [eisers] hebben geen feiten en of omstandigheden gesteld die maken dat de rechtbank op deze eerdere beslissingen kan of wil terugkomen.
3.4.
In hun aktes van 27 oktober 2021 hebben [gedaagde 2] , [gedaagde 4] en [gedaagde 3] hun bezwaren tegen de rekening en verantwoording verder aangevuld. Voor zover in deze aktes nieuwe verwijten en bezwaren tegen de rekening en verantwoording zijn opgenomen, gaat de rechtbank hieraan voorbij. In het kader van een goede procesorde past niet dat zij hiermee komen, nadat [eisers] al op hun eerder gemaakte bezwaren en verwijten hebben gereageerd.
Kosten [bedrijf]
3.5.
Tot de nalatenschap behoort een woning in Spanje. In het testament van erflater is deze woning door middel van een legaat aan [gedaagde 2] nagelaten. [eisers] hebben [bedrijf] , een Spaans bedrijf, ingeschakeld voor werkzaamheden die ten aanzien van de woning in Spanje moesten worden verricht. [eisers] hebben in verband met werkzaamheden van [bedrijf] een bedrag van € 9.502 aan de nalatenschap in rekening gebracht en daarbij verwezen naar vier facturen in de periode van 2 augustus 2016 tot en met 17 augustus 2018. De rechtbank oordeelt dat [eisers] deze kosten aan de nalatenschap in rekening mogen brengen. Zij licht dit als volgt toe.
3.6.
Na het tussenvonnis van 27 januari 2021 hebben [eisers] ten aanzien van [bedrijf] de volgende stukken overgelegd:
(i) een factuur van 2 augustus 2018 voor een bedrag van € 2.257,17. Bij deze factuur hoort een urenverantwoording, waaruit met name volgt dat veel is gecorrespondeerd;
(ii) een voorschotfactuur van 31 maart 2017;
(iii) een e-mail van [bedrijf] aan [persoon] van 21 augustus 2017, met het verzoek een bedrag van € 2.000 over te maken in verband met een aan de belastingen verschuldigd bedrag van € 1.913,95 en een daarbij horende voorschotfactuur van € 2.000;
(iv) een eindafrekening met specificatie van 17 augustus 2018. Uit deze specificatie volgt eveneens dat er veel is gecorrespondeerd, onder andere met de notaris. Maar in de specificatie wordt ook melding gemaakt van de verandering van sloten, een bespreking met de VVE en een bezoek aan de woning. Verder zijn er onder meer vertaalkosten gemaakt.
3.7.
[gedaagde 2] heeft in de akte van 31 maart 2021 aangevoerd dat [eisers] meer hadden moeten doen om de overgang aan haar van de woning in Spanje te bewerkstelligen en dat ze het beheer aan haar en niet aan [bedrijf] hadden moeten toewijzen. Zij heeft geen specifieke bezwaren geuit tegen de kosten van [bedrijf] .
[gedaagde 4] en [gedaagde 3] hebben aangevoerd dat het hun niet duidelijk is welke werkzaamheden [bedrijf] heeft verricht. Zij hadden niet het beheer van de woning: [gedaagde 2] had het door haar in verband met het legaat verschuldigde bedrag van € 200.000 aan de nalatenschap betaald en de woning in gebruik genomen.
In hun reactie hebben [eisers] gesteld dat de werkzaamheden van [bedrijf] het beheer van het onroerend goed betroffen en de fiscale afwikkeling in Spanje, mede met betrekking tot de afgifte van het legaat.
3.8.
De rechtbank acht het zonder meer aanvaardbaar dat [eisers] voor de woning in Spanje een lokaal bedrijf hebben ingeschakeld voor het beheer ervan en voor de verdere afwikkeling. Zij konden immers vanuit Nederland niet direct toezicht houden op de woning. Dit bedrijf heeft in de periode van 3 november 2015 tot en met juli 2018 werkzaamheden verricht. Onder andere uit de e-mail van 21 augustus 2017 volgt dat zij zich ook daadwerkelijk met het beheer hebben bezig gehouden, anders zouden zij niet weten welke belastingen in Spanje verschuldigd waren. Ook blijkt uit de overgelegde specificatie van 17 augustus 2018 dat zij sloten hebben veranderd en bezoeken aan het huis hebben gebracht.
Gelet op dit een en ander is de rechtbank oordeel dat [gedaagde 2] , [gedaagde 4] en [gedaagde 3] hun bezwaren tegen de facturen van [bedrijf] onvoldoende hebben toegelicht, met de enkele stelling dat niet duidelijk is welke werkzaamheden zijn verricht. Dit betekent dat [eisers] de kosten van [bedrijf] aan de nalatenschap in rekening kunnen brengen.
Het loon van de voormalige vereffenaars
3.9.
Aan vereffenaarsloon is een bedrag van € 66.595,46 in rekening gebracht.
[gedaagde 2] voert geen specifiek verweer tegen de rekening en verantwoording van [eisers] op dit punt. Zij voert in zijn algemeenheid aan dat de voormalig vereffenaars hun werk slecht hebben gedaan en dat zij op meerdere momenten en om meerdere redenen eerder met hun werkzaamheden hadden moeten stoppen.
Zij vraagt de rechtbank te kijken naar het totaalbedrag van € 130.000 dat aan loon (inclusief juridische kosten) wordt gedeclareerd, zonder dat er iets in het dossier is bereikt. De voormalig vereffenaars zijn veel te lang doorgegaan en hebben gedurende jaren nog veel kosten aan de nalatenschap in rekening gebracht.
Verder nodigt [gedaagde 2] de rechtbank uit om meer specifiek naar de in rekening gebrachte uren te kijken die geen betrekking hebben op de procedures, omdat die kosten hoog, wellicht zelfs excessief zijn.
Tot slot voert ze aan dat de voormalige vereffenaars ervoor hadden moeten zorgen dat [gedaagde 1] haar Spaanse NIE had aangevraagd en dat het legaat was overgedragen. Daarbij heeft zij niet geschreven welk gevolg de rechtbank eraan moet verbinden dat de voormalige vereffenaars beide zaken niet voor elkaar hebben gekregen.
3.10.
[gedaagde 4] en [gedaagde 3] hebben grote bezwaren tegen de door de vereffenaars in rekening gebrachte kosten. Zij menen dat een groot deel van de tijd is besteed aan het voeren van procedures en dat voor wat betreft de vereffening van de nalatenschap in de periode dat de vereffenaars als zodanig functioneerden, vrijwel niets is bereikt. Ze sommen een groot aantal specifieke bezwaren op, en stellen daarbij dat de lijst niet uitputtend is. Zij benoemen onder andere (i) dat veel intern overleg in rekening is gebracht, (ii) dat twee van de drie door de rechtbank benoemde vereffenaars op een gegeven moment bij een ander notariskantoor zijn gaan werken, (iii) dat de vereffenaars [advocaat 1] een groot deel van de vereffeningswerkzaamheden hebben laten doen, hetgeen kostenverhogend heeft gewerkt en (iv) dat zij zich eerst bij rechtbank en gerechtshof hebben verzet tegen hun ontslag en daarna om hun eigen ontslag hebben verzocht. Zij concluderen dat de vereffenaars niets in de vereffening hebben bereikt, terwijl dat wel had gekund.
Zij achten het in rekening gebrachte loon dan ook niet in overeenstemming met de geleverde prestaties. Zij vragen zich af hoe de vereffenaars de rechtbank op de hoogte hebben gehouden van de voortgang, en vragen of hiervan verslagen beschikbaar zijn. Ook verwijzen zij naar de Recofa richtlijnen die van toepassing zijn en de volgens deze richtlijnen te hanteren uurtarieven.
Voor wat betreft de specificaties vermelden zij dat in totaal 13 verschillende mensen uren hebben geschreven. Dit terwijl het een relatief simpele verdeling betrof, bestaande uit een woning, een camper en een auto. Tot slot hebben zij specifiek bezwaar gemaakt tegen een bedrag van € 11.449,25 exclusief btw aan door de vereffenaars in rekening gebrachte kosten. Een deel van dit bezwaar betreft het in rekening brengen van kosten voor gesprekken die zijn gevoerd met verzekeraars DAS en AON.
3.11.
[eisers] hebben aangevoerd dat op hen geen resultaatsverbintenis rustte, maar dat zij zich hebben ingespannen om de vereffening af te kunnen ronden. Op hen rustte ook niet de verplichting om verslagen te maken van hun werkzaamheden.
Het Recofa-uurloon is van toepassing, maar vereffenaars mochten een boedelfactor en een ervaringsfactor toepassen. Het door hen toegepaste uurloon is lager dan het bedrag dat zij rekening houdend met deze factoren in rekening mochten brengen. Als de rechtbank een korting gaat toepassen, dan verzoeken [eisers] het uurtarief ook te corrigeren.
Inderdaad hebben zij andere medewerkers ingeschakeld, maar dat waren medewerkers met een lager uurtarief, die geen dossierkennis nodig hadden om de van hen verlangde administratieve handelingen te verrichten.
Intern overleg was noodzakelijk om werkzaamheden zo efficiënt mogelijk te laten uitvoeren. Niet al het interne overleg is in rekening gebracht.
Er is inderdaad overleg geweest met de verzekeraar in verband met de vele aansprakelijkstellingen.
[advocaat 1] heeft geen vereffeningswerkzaamheden verricht, dus al het overleg zal zijn gegaan over de procedures en over de correspondentie met erfgenamen, waar dit verwijten aan de vereffenaars betroffen. Mede door het tijdsverloop kan niet meer exact worden nagegaan wat is besproken en gemaild.
Het klopt dat soms uren in rekening zijn gebracht door meerdere vereffenaars, maar dan hebben zij tegelijk aan het dossier gewerkt. Dat is het gevolg van het benoemen van meer dan één vereffenaar. Als [gedaagden] dat niet hadden gewild, hadden zij tegen de benoeming bezwaar moeten maken.
3.12.
De rechtbank is van oordeel dat de vereffenaars voor hun loon een bedrag van € 66.595,46 verminderd met € 12.900 aan de nalatenschap in rekening mogen brengen. Dit is een bedrag van € 53.695,46. Zij licht dit als volgt toe.
De afwikkeling van de nalatenschap van de vader van [gedaagden] hoefde niet ingewikkeld te zijn, ook al was er een woning in Spanje. De onderlinge relatie tussen de erfgenamen en de opstelling van [gedaagde 1] hebben de afwikkeling echter verregaand beïnvloed. Erflater had vertrouwen in [gedaagde 2] als vereffenaar, maar [gedaagde 4] en [gedaagde 3] niet. Dat was dus al voordat de rechtbank de voormalige vereffenaars had benoemd. Daarom ook moesten de voormalige vereffenaars worden benoemd. In deze benoeming had [gedaagde 1] geen vertrouwen, en de andere erfgenamen juist wel, waardoor in meerdere instanties is geprocedeerd. Kennelijk had [gedaagde 3] in tweede instantie ook bezwaren tegen de benoeming van de voormalige vereffenaars. De procedures hebben (onder meer) de vereffenaars veel tijd gekost, welke nu bij [gedaagden] in rekening wordt gebracht. Maar helaas voor [gedaagden] is dat niet ten onrechte. Procederen kost geld en achteraf kan worden geconcludeerd dat [gedaagden] er wellicht weinig mee zijn opgeschoten. Dat doet er niet aan af dat er is geprocedeerd door toedoen dan wel op initiatief van [gedaagden] Niet is gesteld of anderszins gebleken dat de vereffenaars daarbij uren hebben geschreven die zij niet aan de zaak hebben besteed. Ook de enkele omstandigheid dat twee van de drie vereffenaars bij een ander kantoor zijn gaan werken, maakt niet dat zij de door hen gemaakte uren niet (meer) in rekening kunnen brengen. Het had op de weg van [gedaagden] gelegen om eerder gezamenlijk het ontslag van de voormalig vereffenaars aan te vragen. Dit hebben zij niet gedaan, waardoor de kosten zijn doorgelopen. Deze kosten kunnen bij de nalatenschap in rekening worden gebracht.
3.13.
De rechtbank heeft drie vereffenaars benoemd en in ieder geval in die zin toezicht gehouden dat tussentijds de declaraties van de vereffenaars zijn beoordeeld door de kantonrechter en goed bevonden. Deze declaraties betroffen loon van de voormalig vereffenaars en kosten. Kennelijk zag de kantonrechter op dat moment geen reden om de declaraties naar beneden bij te stellen of om anderszins in te grijpen.
De stelling van [eisers] dat [advocaat 1] met name de procedures heeft gevoerd en hen heeft geadviseerd voor wat betreft de door [gedaagden] gemaakte verwijten komt de rechtbank dan ook aannemelijk voor. Dat daar veel tijd in is gaan zitten, acht de rechtbank ook aannemelijk. Tijd die de vereffenaars ook in rekening kunnen brengen, zoals de rechtbank onder 3.12. ook heeft uitgelegd. Ook als dit intern overleg betreft of overleg met [advocaat 1] .
Met [eisers] is de rechtbank voorts van oordeel dat op hen geen resultaatsverbintenis rustte. Dat zij geen definitieve boedelbeschrijving hebben kunnen opstellen of afgifte van het legaat hebben kunnen bewerkstelligen, is dan ook evenmin een reden om geen kosten in rekening te mogen brengen. Hetzelfde geldt voor de afgifte van de Spaanse NIE. [gedaagde 2] heeft geschreven dat de voormalig vereffenaars ervoor hadden moeten zorgen dat de Spaanse NIE werd aangevraagd. [gedaagde 4] en [gedaagde 3] schrijven op dit punt dat de vereffenaars dan maar een procedure hadden moeten starten. Maar hierdoor waren de kosten nog verder opgelopen, terwijl [gedaagden] dit nu zelf kunnen gaan regelen.
Bovendien hebben de voormalig vereffenaars erop gewezen dat [gedaagde 1] de Spaanse NIE nog steeds niet heeft. Kennelijk is het ook [gedaagden] niet gelukt dit te bewerkstelligen.
3.14.
Een en ander betekent dat de rechtbank niet in algemene zin kan oordelen dat [eisers] de voor de vereffening gemaakte kosten niet in rekening mogen brengen.
[gedaagde 2] heeft de rechtbank uitgenodigd naar de uren te kijken die geen betrekking hadden op de diverse procedures. Het is echter niet aan de rechtbank om te grasduinen in declaraties. [gedaagde 2] had op dit punt concreter moeten zijn. Nu kan de rechtbank er niets mee.
Wel zal de rechtbank het grootste deel van de posten waartegen [gedaagde 4] en [gedaagde 3] bezwaar hebben gemaakt in mindering brengen. Het betreft veel kleine bedragen waartegen [eisers] geen specifiek verweer hebben gevoerd. Hetzelfde geldt voor de relatief grotere bedragen. Zo hebben [eisers] niet uitgelegd welke werkzaamheden mevrouw [persoon 1] heeft verricht, waarvoor bedragen van € 1.496,50 en € 758,50 in rekening zijn gebracht.
Alleen de bedragen die [gedaagde 4] en [gedaagde 3] aftrekken omdat twee vereffenaars zich in het dossier hebben ingelezen, zal de rechtbank niet in mindering brengen. Het gaat om een bedrag van € 787,50. Het is immers terecht dat alle voormalige vereffenaars zich hebben ingelezen in het dossier. De rechtbank zal wel de kosten in mindering brengen die zijn gemaakt omdat meer dan één vereffenaar met [advocaat 1] naar zittingen is geweest. De omvang van de nalatenschap rechtvaardigt niet dat hierbij twee vereffenaars en in een enkel geval zelfs drie vereffenaars aanwezig waren. [eisers] hebben, ondanks de bezwaren van [gedaagde 4] en [gedaagde 3] , ook niet uitgelegd waarom de aanwezigheid van meer dan één vereffenaar noodzakelijk was.
De kosten die de vereffenaars hebben gemaakt voor gesprekken met hun verzekeraar brengt de rechtbank ook in mindering. Zij ziet niet in waarom deze kosten in het belang van de nalatenschap zijn gemaakt.
Ook het bedrag aan nakosten brengt de rechtbank in mindering, nu [eisers] in hun akte na de tweede zitting niet hebben toegelicht welk nawerk zij hebben verricht.
Anders dan [eisers] hebben aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om een wijziging aan te brengen in het uurtarief dat de vereffenaars tijdens hun werkzaamheden hebben gerekend, alleen omdat zij wellicht recht hadden op een hoger uurtarief op basis van de Recofa-richtlijnen.
Van het door [gedaagde 4] en [gedaagde 3] gevorderde bedrag zal de rechtbank dus € 787,50 niet in mindering brengen en de rest wel, zodat een af te trekken bedrag resteert van € 11.449,25 verminderd met € 787,50 = € 10.661,75. Vermeerderd met btw van 21% is dit een bedrag van afgerond € 12.900.
Kosten juridische bijstand
3.15.
De rechtbank is van oordeel dat [eisers] de door hun opgevoerde juridische kosten, een bedrag van € 65.857,80, bij de nalatenschap in rekening mogen brengen. Zij licht dit als volgt toe.
3.16.
[gedaagde 4] en [gedaagde 3] voeren aan dat [eisers] een groot deel van de kosten van juridische bijstand niet op hun zouden mogen verhalen, omdat met name hun zus, [gedaagde 1] , deze kosten heeft veroorzaakt. Zij is immers een procedure begonnen tot ontslag van de voormalige vereffenaars en zij is in hoger beroep gekomen van de uitspraak van de rechtbank. Onder verwijzing naar juridische literatuur op dit punt [1] menen [gedaagde 4] en [gedaagde 3] dat [eisers] de kosten die zij in verband met deze procedure hebben gemaakt alleen bij [gedaagde 1] in rekening mogen brengen.
3.17.
De rechtbank ziet in de omstandigheid dat met name [gedaagde 1] het initiatief heeft genomen om te procederen over het ontslag van de vereffenaars geen aanleiding voor het oordeel dat de daarvoor gemaakte kosten alleen aan haar in rekening moeten worden gebracht. Het betreffen kosten die de voormalige vereffenaars in het kader van hun benoeming als vereffenaar hebben gemaakt en die kosten vormen een schuld van de nalatenschap. [gedaagde 4] en [gedaagde 3] maken niet duidelijk hoe [eisers] deze kosten alleen bij [gedaagde 1] in rekening kunnen brengen. De nalatenschap is immers nog niet verdeeld, zodat zij zich daar voor wat betreft het deel van [gedaagde 1] niet op kunnen verhalen. De kosten zijn ook niet nodeloos gemaakt omdat [gedaagde 2] en [gedaagde 4] en [gedaagde 3] deels in de periode dat deze procedures werden gevoerd, het aanblijven van de voormalig vereffenaars ondersteunden.
3.18.
[advocaat 1] is als advocaat ingeschakeld door de vereffenaars. Met [eisers] is de rechtbank van oordeel dat haar facturen en urenspecificaties dan ook niet hoeven te voldoen aan de Recofa-richtlijnen. [gedaagden] stellen ook nog dat [advocaat 1] te veel vereffeningswerkzaamheden heeft uitgevoerd en dat daarom het door haar in rekening gebrachte tarief te hoog is. [gedaagden] hebben hiervan echter geen concrete voorbeelden aangehaald en het is niet aan de rechtbank die concrete voorbeelden zelf te zoeken. De rechtbank verwijst ook naar hetgeen zij hierover onder punt 3.13. heeft overwogen.
3.19.
Voor wat betreft de facturen van [advocaat 1] , hebben [gedaagde 4] en [gedaagde 3] alleen een concreet bezwaar geuit tegen de factuur van 14 juli 2016 waarin zijn opgenomen 21 uur en 24 minuten voor het opstellen van een verweerschrift in hoger beroep. Zij merken bij een aantal posten op dat deze met name uren betreffen voor e-mails en telefoontjes. Hierin leest de rechtbank echter geen commentaar op de inhoud van de factuur, zodat zij hier niet verder op ingaat.
Voor wat betreft de voor het verweerschrift gemaakte uren verweren [eisers] zich met de opmerking dat gelet op de omvang en inhoud van de verrichte handelingen en processtukken niet valt in te zien waarom dit bovenmatig zou zijn. De tijd is daadwerkelijk besteed en onderbouwd.
3.20.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat [advocaat 1] meer uren heeft geschreven dan zij daadwerkelijk aan de procedures heeft besteed. Het had op de weg van [gedaagde 4] en [gedaagde 3] gelegen hun bezwaren op dit punt nader toe te lichten. Zij beschikken immers over de processtukken van het hoger beroep en hadden dan ook met een verwijzing naar de inhoud en omvang van het verweerschrift nader moeten en kunnen beargumenteren waarom ruim 21 uur te veel was.
3.21.
Gelet op dit een en ander is de rechtbank van oordeel dat [eisers] een bedrag van € 65.857,80 aan kosten advocaat aan de nalatenschap in rekening mogen brengen.
Samenvattend
3.22.
Beide partijen vorderen dat de rechtbank bepaalt dat [eisers] moeten overmaken alle gelden die zij onder zich houden en waarop beslag rust. Gelet op hetgeen de rechtbank onder 3.1. tot en met 3.21. heeft overwogen dienen [eisers] een bedrag van € 212.016,09 aan [gedaagden] over te maken. De rechtbank zal de vordering van [gedaagden] in reconventie tot dit bedrag toewijzen.
Tevens zal de rechtbank [eisers] veroordelen om de onder punt 27 van de dagvaarding genoemde goederen over te dragen aan [gedaagde 4] .
3.23.
Gelet op deze veroordelingen in reconventie zal de rechtbank de in conventie gevorderde verklaringen voor recht niet toewijzen. Wel zal zij voor recht verklaren dat [eisers] , als zij het onder 3.22. genoemde bedrag hebben overgemaakt, en zij ook de goederen van de nalatenschap die zij nog onder zich hebben, hebben overgedragen, het beheer van de nalatenschap hebben overgedragen.
Zij hebben eveneens rekening en verantwoording afgelegd.
3.24.
De overige vorderingen in reconventie zullen worden afgewezen. De in reconventie gevorderde stukken zijn gedurende de procedure al overgelegd.
De rechtbank heeft in het tussenvonnis al toegelicht waarom zij de vorderingen van [gedaagde 1] afwijst.
Proceskosten
3.25.
De rechtbank zal de proceskosten tussen partijen over en weer compenseren omdat beide partijen deels in het gelijk zijn gesteld.

4.De beslissing

De rechtbank:
in conventie
4.1.
verklaart voor recht dat de voormalige vereffenaars na uitvoering van de punten onder 4.5. en 4.6. worden geacht het beheer te hebben overgedragen;
4.2.
verklaart voor recht dat de rekening en verantwoording is opgenomen en goedgekeurd;
4.3.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt;
4.4.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
4.5.
veroordeelt [eisers] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de onder punt 27 van de dagvaarding genoemde goederen over te dragen aan [gedaagde 4] ;
4.6.
veroordeelt [eisers] om een bedrag van € 212.016,09, over te maken naar de derdengeldrekening van het kantoor van de advocaat van [gedaagde 4] en [gedaagde 3] (rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van Beheer Derdengelden Silk Advocaten en mediators), onder de nadrukkelijke voorwaarde dat de rechten van de beslaglegger worden gewaarborgd;
4.7.
verklaart de veroordelingen onder 4.5. en 4.6. uitvoerbaar bij voorraad;
4.8.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt;
4.9.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Bordes en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2022. [2]

Voetnoten

1.Artikel Prof. mr. Kleijn in WPNR 4950 (967), pagina 222
2.type: 2339