Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
2.Waar gaat het over?
- [minderjarige 1] , geboren in [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2010, en;
- [minderjarige 2] , geboren in [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2] 2014.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van kinderalimentatie. De vrouw, bijgestaan door advocaat mr. A. Ramsaroep, verzocht om een verhoging van de kinderalimentatie van € 140,- naar € 517,- per maand, met ingang van 1 mei 2021. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. T. van den Bout, betwistte dit verzoek en stelde dat er geen sprake was van gewijzigde omstandigheden die een verhoging rechtvaardigden. De rechtbank heeft de procedure op 10 maart 2022 mondeling behandeld, waarbij beide partijen via videobellen zijn gehoord.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de omstandigheden inderdaad zijn gewijzigd, aangezien het netto besteedbaar inkomen van zowel de man als de vrouw in 2021 hoger was dan eerder berekend. De rechtbank heeft de kinderalimentatie opnieuw berekend en vastgesteld dat de man vanaf 9 september 2021 € 96,- per kind per maand moet betalen, en vanaf 1 januari 2022 € 98,- per kind per maand. De rechtbank heeft de ingangsdatum van de wijziging vastgesteld op de datum van indiening van het verzoekschrift, omdat de man vanaf dat moment rekening kon houden met een wijziging van de kinderalimentatie.
De rechtbank heeft ook de draagkracht van beide ouders beoordeeld en vastgesteld dat de man een draagkracht heeft van € 463,- per maand, terwijl de vrouw een draagkracht heeft van € 593,- per maand. De totale draagkracht van beide ouders is voldoende om in de behoefte van de kinderen te voorzien, die is vastgesteld op € 1.017,- per maand. De rechtbank heeft de alimentatieverplichting uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de man de alimentatie moet betalen, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De proceskosten zijn voor beide partijen zelf.