Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
2.Waar gaat het over?
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 1996 in [geboorteplaats 1] ;
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] in [geboorteplaats 2] , en;
- [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 3] in [geboorteplaats 3] .
Met ingang van de ondertekening van het echtscheidingsconvenant zal de man bijdragen in het levensonderhoud van de vrouw met een bedrag van € 2.000,- bruto per maand, welk bedrag bij voortuitbetaling per maand aan haar zal worden voldaan in twee delen. € 530,- zal worden voldaan op rekeningnummer NLI2 ABNA [nr. 1] t.b.v. de hypothecaire lening. € 1.470,-- zal worden voldaan op rekeningnummer NL05ABNA [nr. 2] t.n.v. [X] . Deze bedragen zal jaarlijks worden verhoogd met de wettelijke indexering, zoals bedoeld is in artikel 1 :402a BW.
De maximale duur van de partneralimentatie bedraagt vijf jaar. Dit geeft de vrouw voldoende tijd om haar onderneming op te bouwen en een eigen inkomen te verwerven.
Indien één van de drie kinderen van partijen de echtelijke woning zal verlaten of in het buitenland gaat studeren, wordt per kind de partneralimentatie met € 150,- verminderd en wordt dit laatstgenoemde bedrag als bijdrage in het levensonderhoud en studie rechtstreeks aan het betreffende kind verstrekt. De bijdrage aan het kind dewelke ouder is dan 21 jaar zal worden betaald zolang het kind met redelijke resultaten en in overleg met partijen een beroepsopleiding volgt of studeert, doch uiterlijk tot het tijdstip waarop het betreffende kind de 25-jarige leeftijd bereikt.
Indien na de maximum termijn inzake de alimentatie er nog kinderen in de echtelijke woning wonen, zal de man inzake het levensonderhoud van de kinderen € 300,- per maand, per kind voldoen, hetgeen eveneens jaarlijks geïndexeerd dient te worden, zoals bedoeld is in artikel 1 :402a BW.
Indien het inkomen van de vrouw uit het PGB van haar moeder geheel of gedeeltelijk komt te vervallen, zal de man dit verlies aan inkomen aanvullen tot het oorspronkelijke bedrag van het PGB. Na een periode van vijf maanden wordt de vrouw in staat geacht met een nieuw dienstverband van vergelijkbare omvang (20 uur per week) een vervangend inkomen te verkrijgen. Wanneer vanaf dat moment er mogelijk een (netto) inkomen (na belastingaftrek) door de vrouw kan worden verworven in haar onderneming geldt alsdan als een vervangend inkomen. Een eventueel lager inkomen dewelke de vrouw zal verwerven uit haar onderneming of dienstverband, dat minder is dan het inkomen uit de PGB zal vanaf dat moment door de man worden aangevuld in de vorm van verhoging van de partneralimentatie.”